Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0608/GA, 4 juni 2018, beroep
Uitspraakdatum:04-06-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         18/608/GA

Betreft:            [Klager]           datum: 4 juni 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Wortel, namens [Klager], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 13 maart 2018 van de beklagcommissie van het Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 mei 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord de raadsvrouw van klager, mr. S. Wortel, en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur, […]. Klager heeft afstand gedaan van zijn aanwezigheidsrecht en is niet verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 26 september 2017, inhoudende de verlenging van de eerder aan klager opgelegde verplichting tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Verwezen wordt naar de gronden die in het aanvullend beroepschrift zijn aangevoerd. De belangrijkste vraag die beantwoord moet worden, is of het gevaar, als al sprake is van gevaar, kan worden weggenomen met dwangmedicatie. Uit niets blijkt dat de eerder toegepaste dwangmedicatie heeft bijgedragen aan het wegnemen van de stoornis van klager. Het toepassen van een dwangmedicatie is een zeer ingrijpend middel en vergt een deugdelijke belangenafweging, waaruit volgt dat medicatie noodzakelijk is. Niet helder is waarom de dwangmedicatie verlengd moet worden. Klager krijgt momenteel geen medicatie toegediend en hij geeft telkens te kennen dat het goed met hem gaat.

In het verweerschrift wordt gesproken over een incident dat plaatsvond op 23 juli 2017. Dat is geruime tijd vóór de verlenging. Momenteel is geen sprake meer van een acute dreiging, althans uit de stukken is niet duidelijk waaruit de acute dreiging zou bestaan. Ook wordt gezegd dat klager denkt dat het water giftig is. De reden dat hij dat dacht, was omdat het water raar rook en raar smaakte.

Wellicht heeft klager radicale uitspraken gedaan, maar hij is niet geradicaliseerd. Hij heeft goed contact met zijn raadsvrouw en geeft haar altijd een hand en is informeel in contact. Hij houdt er een ander gedachtegoed op na, maar (ook) dat maakt niet dat sprake is van een acute dreiging. Er moet worden getoetst of sprake is van een acute dreiging, maar die toets heeft niet plaatsgehad.

De directeur heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Uit de stukken blijkt duidelijk dat klager in een psychotische toestand verkeerde en dat hij vrij radicale uitlatingen doet. Hij steunt openlijk het gedachtegoed van Islamitische Staat (IS), zegt dat bloed zal vloeien en dat er een derde wereldoorlog aankomt. Dit komt vrij heftig over op medewerkers. Daarnaast heeft op 23 juli 2017 een incident plaatsgevonden. De medewerker die daarvan het slachtoffer was, heeft aan het incident een hersenschudding overgehouden en is nog steeds niet aan het werk. Met klager wordt hierover nog weleens gesproken. Hij is daarover vrij nuchter en het lijkt hem niet zo te interesseren wat is gebeurd. Na het incident hebben geen fysieke incidenten meer plaatsgevonden. Volgens een psychiater zou klager terugvallen in zijn oude gedrag, als de dwangmedicatie niet wordt voortgezet. De psychiater heeft nog getracht met klager te overleggen voor een eventuele andere vorm van medicatie, maar op zulke momenten is het niet mogelijk contact met klager te hebben. Hij reageert dan nergens op.

Toen de dwangmedicatie werd toegepast, werd een kleine verbetering geconstateerd. Klager was milder in zijn uitingen, was beter in contact en kon van zijn kamerafzondering af. Vóór de dwangmedicatie was hiervan geen sprake. Ondanks de toepassing van dwangmedicatie bleef klager onberekenbaar.

3.         De beoordeling

In artikel 46e, vijfde lid, van de Pbw is onder meer het volgende bepaald. Indien na afloop van de termijn als bedoeld in het eerste lid, voortzetting van de geneeskundige behandeling overeenkomstig artikel 46d, onder a, nodig is, geschiedt dit slechts krachtens een schriftelijke beslissing van de directeur. De gedetineerde ontvangt onverwijld een afschrift van deze beslissing. De directeur geeft in zijn beslissing te kennen waarom van een behandeling alsnog het beoogde effect wordt verwacht.

Uit de overgelegde stukken blijkt dat, voordat de beslissing tot verlenging van de a-dwangbehandeling ten aanzien van klager is genomen, de directeur acht heeft geslagen op het behandelplan en op een psychiatrische beoordeling. Uit eerdergenoemde stukken komt – zakelijk weergegeven – het navolgende naar voren.

Gedurende het verblijf binnen Veldzicht constateren behandelaars dat bij klager sprake is van almachtsfantasieën, zo niet grootheidswanen. Klager zou eerder in de gedaante van Jezus de profeet hebben geleefd, God zou zijn teruggekeerd in de vorm van klager en klager zal een rol zal krijgen in het einde der dagen dat zeer aanstaande is. Dat het einde nabij is, blijkt volgens klager uit de natuurrampen en oorlogen die momenteel plaatsvinden of hebben plaatsgevonden. De waanideeën komen ook naar voren, wanneer klager wordt geconfronteerd met zijn uitspraken over joden en christenen. Hij raakt dan geprikkeld en uit zonder enige terughoudendheid zijn gedachtegoed. Klager spreekt hierbij over zijn haat jegens de joden en christenen, ondersteunt het gedachtegoed van Islamitische Staat (IS) en benoemt onder andere dat de moslims Europa zullen binnenvallen en een derde wereldoorlog zullen ontketenen tegen de joden en de christenen. Klager ziet hierin voor zichzelf een hoofdrol weggelegd.

De behandelend psychiater heeft een psychiatrische stoornis vastgesteld. Zonder passende behandeling is de inschatting dat klager wederom in conflict met anderen zal komen. Klager kan met zijn uitspraken agressie bij anderen oproepen. Momenteel is klager niet goed in samenwerking met de begeleiders. Verder heeft hij op 23 juli 2017, twee maanden voor de beslissing tot verlenging,  een hersenschudding bij een van de medewerkers teweeg gebracht, als gevolg waarvan deze medewerker lange tijd niet heeft kunnen werken. Hij heeft in ieder geval gedurende enige tijd indicaties voor de kamerafzondering gehad. Het is niet te verwachten dat de vrijheid beperkende maatregelen op relatief korte termijn beëindigd kunnen worden zonder verlenging van de dwangbehandeling met medicatie. De verlenging van de dwangbehandeling met medicatie is volgens de behandelend psychiater dan ook geïndiceerd. De sociotherapie meldt dat klager verder psychisch afglijdt; dit zou versterkt kunnen worden door zijn zelf gekozen isolement. Klager verdiept zich eenzijdig in zijn geloof. Dit kan bij hem een verdieping van de psychose veroorzaken, waarbij agressieve uitbarstingen naar vermeende ‘tegenstanders’ tot de risico’s behoren. Sinds de gerichte antipsychoticum dwangmedicatie is de stemming minder dysfoor en geagiteerd. Klager praat dan minder of niet meer voortdurend over zijn religie en de verdorven westerse wereld.

Gelet op vorengaande oordeelt de beroepscommissie dat voortzetting van de behandeling conform de a-dwangbehandeling als noodzakelijk wordt gezien. De bestreden beslissing voldoet aan de (wettelijke) vereisten en kan niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. drs. J.P. Meesters, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 4 juni 2018.

 

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven