Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1620/GA, 9 oktober 2003, beroep
Uitspraakdatum:09-10-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1620/GA

betreft: [klager] datum: 9 oktober 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 7 juli 2003 gedateerde en op 14 juli 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriftvan

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 16 juni 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Westlinge te Heerhugowaard, welke op 2 juli 2003 aan klager en de directeur is verzonden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de weigering van de directeur aan klager regimesverbonden verlof en Paasverlof te verlenen.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft – zakelijk weergegeven - het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager meent dat de beleidskeuzes en besluiten van de directeur ten aanzien van de toepassing van artikel 20van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, aan de beginselen van behoorlijk bestuur getoetst kunnen worden. De door klager tijdens de hoorzitting voor de beklagrechter gestelde vragen zijn onbeantwoord gebleven. De korteverwerping van zijn klacht doet geen recht aan de door klager aan de orde gestelde kwestie. Voorzover de directeur de regel hanteert dat voor detentiefaseerders een observatieperiode van vier weken geldt, had de directeur volgensklager rekening moet houden met de bijzondere omstandigheden van het geval. Klager heeft dertig van de zesendertig maanden opgelegde straf, in voorlopige hechtenis doorgebracht. De directeur was volgens klager niet op de hoogte vande in de Nota van toelichting gegeven nuancering van artikel 20 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. Klager meent dat de beslissing hem een observatieperiode van vier weken op leggen alvorens hem in de gelegenheidte stellen een aantal dagen bij zijn gezin door te laten brengen, niet verdedigbaar is.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 19, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan de directeur aan gedetineerden die verblijven in een inrichting waar vierwekelijks verlof deel uitmaakt van het regime, eenmaal per vierweken regimesverbonden verlof verlenen. Op grond van het vierde lid van dit artikel, kan de directeur daarenboven aan gedetineerden die zich door goed gedrag onderscheiden, een verlengd verlof verlenen voor de weekends van Pasen enPinksteren. Artikel 20, eerste lid, van voornoemde Regeling bepaalt dat aan gedetineerden die nog geen vier werkweken verblijven in een beperkt beveiligde inrichting, geen regimesverbonden verlof wordt verleend, tenzij het gaat omgedetineerden die in het kader van detentiefasering in de inrichting worden geplaatst. In dat geval kan een reeds verleend algemeen verlof dat nog niet heeft plaatsgevonden, worden omgezet in een regimesverbonden verlof. In de Notavan toelichting bij de Regeling staat hieromtrent het volgende: „(...) Wat betreft gedetineerden verblijvend in een beperkt beveiligde inrichting wordt onderscheid gemaakt tussen de zogenaamde zelfmelders en detentiefaseerders. Ditonderscheid is gemaakt omdat over de zelfmelders, in tegenstelling tot de detentiefaseerders, weinig tot geen informatie bekend is bij aanvang van de detentie. Voor de zelfmelders geldt dan ook dat zij gedurende de eerste wekentijdens het verblijf in een beperkt beveiligde inrichting geen verlof genieten. (...) Voor de detentiefaseerders die met een reeds goedgekeurde aanvraag voor algemeen verlof van een normaal beveiligde in een beperkt beveiligdeinrichting zijn geplaatst, geldt de noodzaak van een observatieperiode niet. Overplaatsing is immers geschied op basis van een zorgvuldige selectieprocedure. Aan hen kan dan ook in beginsel reeds bij aanvang van het verblijf in eenbeperkt beveiligde inrichting verlof worden verleend.(...)“. In de toelichting bij artikel 20 van de Regeling wordt verder het volgende gesteld: „(...) De observatieperiode geldt niet voor gedetineerden die in het kader vandetentiefasering in de inrichting geplaatst zijn en voor gedetineerden die in het kader van detentiefasering nog een reeds verleend algemeen verlof tegoed hebben. (...)“. Omtrent het verlenen van een verlengd verlof voor Pasen,blijkt uit de Nota van toelichting bij artikel 19 van de Regeling dat de directeur bedoeld verlof kan verlenen aan gedetineerden van wie hij meent dat ze dat verdiend hebben door zich goed te gedragen.
Klager is op 25 maart 2003 door de selectiefunctionaris geselecteerd voor de beperkt beveiligde inrichting Westlinge te Heerhugowaard. Deze selectie vond plaats in het kader van detentiefasering. Gelet op de uitleg die volgens deNota van toelichting aan voornoemd artikel 20 moet worden gegeven, is de beslissing van de directeur om aan klager regimesverbonden verlof te weigeren naar het oordeel van de beroepscommissie in strijd met de wet. Uit de stukken isde beroepscommissie voorts niet gebleken van enig wangedrag, op grond waarvan de verlening van een verlengd verlof tijdens Pasen zou moeten worden geweigerd. Dit onderdeel van de beslissing van de directeur wordt derhalve geacht bijafweging van alle in aanmerking komende belangen onredelijk en onbillijk te zijn. Het beroep dient derhalve gegrond te worden verklaard.

Omtrent de vraag of klager voorts in aanmerking komt voor een tegemoetkoming, overweegt de beroepscommissie het volgende. In de beroepszaak met kenmerk 03/1044/GB, heeft de beroepscommissie in haar uitspraak van 25 juli 2003 klagersberoep gegrond verklaard voorzover deze is gericht tegen het onderdeel van de beslissing van de selectiefunctionaris om klager niet te plaatsen in een zeer beperkt beveiligde inrichting. In een afzonderlijke uitspraak van 4september 2003 heeft de beroepscommissie aan klager een tegemoetkoming toegekend van € 300,=. De beroepscommissie heeft hierbij geoordeeld dat klager van 8 april 2003 tot 20 augustus 2003 in een beperkt beveiligde inrichting heeftverbleven, terwijl hij in een zeer beperkt beveiligde inrichting had moeten verblijven. In 2003 valt eerste en tweede paasdag op 20 respectievelijk 21 april 2003. De door de beroepscommissie bestreken periode voor de berekening vande tegemoetkoming bestrijkt derhalve tevens de periode waarop de beslissing van de directeur betrekking heeft. De beroepscommissie is op grond van het vorenstaande van oordeel dat klager thans niet nogmaals in aanmerking komt vooreen tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart het beklag alsnog gegrond en bepaalt dat klager niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris,
op 9 oktober 2003

secretaris voorzitter

Naar boven