nummer: 18/0087/GV
betreft: [klager] datum: 19 juni 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 6 december 2017 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman mr. R.J. Pardijs, om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager voldoet aan alle vereisten voor verlofverlening. Naast het feit dat klager verschillende trainingen en cursussen heeft afgerond, is klager drie maanden geleden met het gebruiken van drugs gestopt en heeft hij bij twee urinecontroles negatief gescoord. Zowel het multidisciplinair overleg als de vrijhedencommissie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Bovendien is klagers minderjarige zoon binnenkort jarig en is zijn neef onlangs overleden. Klager is bereid zijn verlof met toepassing van elektronische controle te ondergaan.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Uit het advies van de penitentiaire inrichting Nieuwegein blijkt dat driemaal sprake is van een positieve uitslag bij een urinecontrole op het gebruik van softdrugs in de afgelopen drie maanden. Voorts volgt uit het reclasseringsadvies dat tijdens reclasseringstoezicht herhaaldelijk sprake was van recidive en dat klager tijdens een aan hem opgelegde taakstraf afspraken niet nakwam. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. Naar aanleiding van het voorgaande adviseert het Openbaar Ministerie negatief ten aanzien van de verlofaanvraag. Zonder nadere onderbouwing heeft de directeur van de p.i. Nieuwegein positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Deze eerste verlofaanvraag van klager is op grond van zijn drugsgebruik en het recidiverisico afgewezen. Bij klagers tweede verlofaanvraag is hem het voordeel van de twijfel gegeven en is zijn verzoek om algemeen verlof toegewezen.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De vrijhedencommissie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, onder voorwaarden van het informeren van de slachtoffers van het door klager gepleegde delict, nu klager aan zijn re-integratie werkt en gemaakt afspraken binnen de inrichting nakomt.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Arnhem heeft, onder verwijzing naar het reclasseringsadvies van 19 januari 2017, negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat het recidiverisico en het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden als hoog wordt ingeschat. Ook is sprake van een omvangrijke justitiële documentatie.
De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van dertig maanden met aftrek, wegens – kort gezegd – bedreiging en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van 76 dagen met aftrek te ondergaan. Voorts dient hij een vervangende hechtenis van 184 dagen te ondergaan, vanwege het niet (naar behoren) uitvoeren van een taakstraf, evenals een subsidiaire hechtenis van vijf dagen. De einddatum van klagers detentie is bepaald op 19 november 2018.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.
Op grond van de ‘Sanctiekaart 2016 landelijk’ wordt een positieve uitslag bij een urinecontrole op het gebruik van softdrugs voor de derde keer en vaker (binnen drie maanden) gesanctioneerd met intrekking van het eerstvolgende verlof.
Vaststaat dat binnen een tijdsperiode van drie maanden voorafgaand aan de bestreden beslissing vijfmaal sprake was van een positieve uitslag bij een urinecontrole op het gebruik van softdrugs, waarvan in twee gevallen mogelijk sprake is van afbouw. Voorts blijkt uit het reclasseringsadvies van 19 januari 2017 dat het reclasseringstoezicht – in het kader van de naleving van de aan klager opgelegde bijzondere voorwaarden – tweemaal voortijdig is beëindigd, vanwege recidive. In 2016 heeft klager een aan hem opgelegde taakstraf niet naar behoren uitgevoerd. Het recidiverisico en het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden wordt dan ook als hoog ingeschat.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, mede gelet op de ‘Sanctiekaart 2016 landelijk’, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b, c en d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 19 juni 2018
secretaris voorzitter