Nummer: 18/23/GB
Betreft: [Klager] datum: 10 juli 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. T. den Haan, namens [Klager], verder te noemen klager, gericht tegen een op 27 december 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Klager is, bijgestaan door zijn raadsman, op 18 mei 2018 door een lid van de Raad gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen te Alphen aan den Rijn ongegrond verklaard.
2. De feiten
2.1. Klager is sedert 5 januari 2012 gedetineerd. Hij verbleef in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) in de p.i. Dordrecht. Op 7 september 2017 heeft de directeur van de p.i. Dordrecht een selectieadvies opgesteld. Bij besluit van 8 september 2017 heeft de selectiefunctionaris klager op voorstel van de directeur van eerdergenoemde p.i. klager geselecteerd voor de p.i. Groot Alphen, te Alphen aan den Rijn (verder: p.i. Groot Alphen). De fictieve einddatum van klagers detentie is gesteld op 1 oktober 2018.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep – zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht. In het beroepschrift staat dat klager reeds eerder aan een penitentiair programma (p.p.) heeft deelgenomen en vanuit daaruit is teruggeplaatst naar de p.i. Groot Alphen). Dat is echter onjuist. Klager zat in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) Dordrecht en is van daaruit teruggeplaatst naar p.i. Groot Alphen. Daar heeft klager deelname aan een p.i. verzocht, maar dat is afgewezen.
Klager heeft vanaf begin 2012 vastgezeten. In oktober 2018 komt klager op basis van de voorlopige invrijheidstelling (v.i.) vrij. Klager heeft zijn straf bijna uitgezeten. Het is van groot belang dat de fasering zo goed mogelijk verloopt en ook daadwerkelijk van start gaat. Klager is slechts één keer op verlof geweest tijdens zijn verblijf in de z.b.b.i., in verband met het overlijden van zijn zus. Zijn z.b.b.i.-plaatsing is het begin om klager meer vrijheid te gunnen.
De reden dat klager werd teruggeplaatst naar de p.i. Groot Alphen, is dat hij de batterij van zijn GPS-band niet goed zou hebben opgeladen. De batterijspanning was soms te laag om het locatiegebod te controleren. Daarnaast is klager te laat teruggekomen, éénmaal achttien minuten en éénmaal zes minuten. Dit zijn minieme overtredingen. Ten slotte heeft klager positief gescoord tijdens een urinecontrole. In het beroepschrift staat overigens ook dat klager de juistheid van de uitslagen van de urinecontrole betwist. Na onderzoek is gebleken dat deze stelling niet onderbouwd kan worden.
Het is te billijken dat op de overtredingen wordt gereageerd. Nu klager binnenkort vrijkomt en de fasering voor hem zeer belangrijk is, is de bestreden selectiebeslissing echter disproportioneel en van dien aard dat de overtredingen een terugplaatsing uit de z.b.b.i. niet kunnen rechtvaardigen. Verzocht wordt dan ook het beroep gegrond te verklaren. Dit zou moeten leiden tot een terugplaatsing naar een z.b.b.i.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit de stukken blijkt niet dat klager eerder heeft gezegd dat hij problemen ondervond met het laden van de enkelband. Wel blijkt dat geregistreerd is dat hij zowel op 1 september 2017 als op 2 september 2017 te laat aanwezig was op zijn verlofadres. Zijn enkelband is daarbij meermalen uitgevallen, waardoor controle niet mogelijk was. Op 4 september 2017 scoorde klager positief op het gebruik van THC. Er is geen verklaring waaruit zou moeten blijken dat dit een vals positieve score is. De selectiefunctionaris mocht dan ook terecht uitgaan van de positieve score, zoals deze tevens bleek uit het herhalingsonderzoek van 6 september 2017. De selectiefunctionaris heeft op grond van het voorgaande in redelijk kunnen concluderen dat klager niet geschikt is voor verblijf in een z.b.b.i.
4. De beoordeling
4.1. Klager verbleef sinds 20 juni 2017 in de z.b.b.i. Dordrecht. Uit het selectieadvies van 7 september 2017 blijkt dat de casemanager van klager op 27 juli 2017 het bericht ontving dat klager zijn enkelband niet dan wel onvoldoende had opgeladen, waarop klager werd aangesproken. Op 6 september 2017 ontving de casemanager van klager wederom een melding van de reclassering dat de batterij van klagers enkelband bijna leeg was. Tevens heeft klager zich op 1 en 2 september 2017 niet gehouden aan de tijden horende bij het locatiegebod. Voorts heeft klager een waarschuwing ontvangen wegens een positieve urinecontrole op 27 juni 2017 en heeft hij op 4 september 2017 wederom positief gescoord op het gebruik van THC, hetgeen ook bleek uit het herhalingsonderzoek.
4.2. Voornoemde overtredingen van de aan de regimes gebonden verloven verbonden vormden voldoende grond voor beëindiging van het verblijf in de z.b.b.i. Hiertoe neemt de beroepscommissie in overweging dat klager is veroordeeld wegens (ernstige) geweldsmisdrijven en dat de voorwaarden zijn opgelegd in het kader van het slachtofferbelang. Voorts is klager gewaarschuwd wegens het onvoldoende opladen van zijn enkelband. Namens klager is aangevoerd dat er vaak defecten zijn aan de controleapparatuur en dat het derhalve niet aan hem te wijten is dat de enkelband onvoldoende was opgeladen. Klager heeft zijn stelling echter niet, dan wel onvoldoende aannemelijk gemaakt. Klager heeft zijn stelling met betrekking tot vals positieve uitslagen onvoldoende onderbouwd. Het feit dat klagers einddatum van detentie nadert – 1 oktober 2018 –, maakt het voorgaande niet anders.
4.3. Gelet op vorengaande kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 10 juli 2018.
secretaris voorzitter