Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0008/GV, 10 juli 2018, beroep
Uitspraakdatum:10-07-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          18/0008/GV

 

betreft: [klager]            datum: 10 juli 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 21 december 2017 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2.         De standpunten

Klager heeft het beroep als volgt – samengevat – toegelicht. Er is geen rekening gehouden met eerder genoten verloven. Die verloven zijn altijd goed verlopen. Gelet op de voorlopige einddatum van klagers detentie en zijn goede gedrag in de inrichting had het verzoek om algemeen verlof moeten worden toegewezen, eventueel met toepassing van elektronisch toezicht. Klagers voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) is herroepen, maar daartegen heeft hij hoger beroep tegen ingesteld. Aangezien hij beroep in cassatie zal instellen, zal de vordering tot herroeping van zijn v.i. niet onherroepelijk worden.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt – samengevat – toegelicht. Nu een vordering tot herroeping van klagers v.i. is ingediend, staat de einddatum van zijn detentie niet vast. In het verleden heeft klager tijdens zijn v.i. een strafbaar feit gepleegd. Gelet op het feit dat hij in eerste aanleg wederom is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit, gepleegd tijdens zijn v.i., wordt klager onbetrouwbaar geacht met betrekking tot het nakomen van afspraken.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De vrijhedencommissie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Klagers gedrag in de inrichting is goed en hij heeft zich bij eerder genoten verloven aan de afspraken gehouden. Er is sprake van een recidivegevaar. Nu de strafbare feiten onder invloed van alcohol en/of drugs zijn gepleegd, wordt een drugs- en alcoholverbod geadviseerd.

De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Haag heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Nu klager tijdens zijn voorwaardelijke invrijheidstelling nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd, is sprake van een hoog recidiverisico. Dat volgt ook uit klagers omvangrijke justitiële documentatie. Klagers onbetrouwbaarheid met betrekking tot het nakomen van afspraken blijkt uit het feit dat zijn voorwaardelijke invrijheidstelling herhaaldelijk is herroepen.

De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3.         De beoordeling

Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig maanden met aftrek, wegens (poging tot) (gekwalificeerde) diefstal, handelen in strijd met de Wet wapens en munitie en overtreding van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd (tijdens zijn v.i.), waartegen hij hoger beroep en vervolgens beroep in cassatie heeft ingesteld. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van in totaal 63 dagen te ondergaan. Voorts is klagers v.i. van 373 en 723 dagen herroepen, hetgeen vanwege het door klager ingestelde hoger beroep evenmin onherroepelijk is. De fictieve einddatum van klagers detentie is bepaald op 18 juli 2018.

het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

Op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting komt een gedetineerde, in het geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is, in aanmerking voor algemeen verlof indien de duur van de in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd ten minste gelijk is aan een derde deel van de onvoorwaardelijk opgelegde straf en zijn strafrestant nog ten minste drie maanden en ten hoogste een jaar bedraagt. Blijkens de toelichting bij dit artikel impliceert het bepaalde in het eerste lid onder b dat een gedetineerde niet verwikkeld mag zijn in gerechtelijke procedures op grond waarvan de oorspronkelijke ontslagdatum nog zou kunnen verschuiven.

Uit de voorhanden stukken, waaronder klagers registratiekaart en een uittreksel justitiële documentatie, volgt dat klager nog niet onherroepelijk is veroordeeld en dat een vordering tot herroeping van klagers v.i. van 373 en 723 dagen evenmin onherroepelijk is. Klager heeft op voorhand te kennen gegeven beroep in cassatie te zullen instellen of heeft, ten tijde van behandeling van onderhavig beroep, inmiddels beroep in cassatie ingesteld. Nu de einddatum van klagers detentie niet vaststaat, kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 10 juli 2018

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven