nummer: 17/4218/GA en 18/0124/GA
betreft: [klager] datum: 19 juni 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. W.B.O. van Soest, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen de uitspraken van 8 december 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van bovengenoemde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de beslissing van 17 oktober 2017 tot toewijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof voor de duur van dertig uur in plaats van de gevraagde zestig uur, waarbij klager op het adres van zijn eerste verlofaanvraag dient te verblijven en met als voorwaarde een locatiegebod en een locatieverbod (IJ-2017-001061); en
b. de nalatigheid van de directeur om – op verzoek van klager – de politie op onjuistheden in het politieadvies te wijzen en deze te doen herstellen (IJ-2017-001100).
De beklagcommissie heeft klacht a ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in klacht b, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – samengevat – toegelicht.
Ten aanzien van klacht a: klager heeft een disciplinaire straf opgelegd gekregen van acht dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel. Nu de intrekking van de helft van het verlof geen deel van deze sanctie uitmaakte, had de directeur niet mogen overgaan tot oplegging van de disciplinaire straf. Klager werd pas achteraf met de intrekking van de helft van het verlof geconfronteerd. Een medegedetineerde heeft de telefoon onder bedreiging in klagers handen geduwd. Aangezien elke gedetineerde direct daarna werd ingesloten en klager een conflict met de betreffende gedetineerde wilde vermijden, is de telefoon bij klager aangetroffen. Klager heeft overigens nooit om een verlof voor de duur van dertig uren verzocht. Dat staat ten onrechte op de bestreden beslissing vermeld.
Ten aanzien van klacht b: klagers klacht betreft het nalaten van de directeur om – op verzoek van klager – de politie op onjuistheden in het politieadvies te wijzen en deze te doen herstellen. In het politieadvies is foutieve informatie vermeld. Op het verlofadres van klagers moeder, en niet van klagers vriendin, hebben zich incidenten voorgedaan. Klagers vriendin woont pas sinds kort op het door klager opgegeven verlofadres. Het voorgaande heeft klager bij de casemanager en de directeur gemeld. Ook heeft klager verzocht het adres opnieuw te laten verifiëren. De casemanager en de directeur hebben echter geen actie ondernomen. De directeur stelt redelijkerwijs te mogen aannemen dat de gegevens van de politie juist zijn. Nu klager informatie heeft aangedragen die twijfel heeft doen ontstaan omtrent de juistheid van het politieadvies, is sprake van een zorgplicht van de directeur om deze twijfel weg te nemen. Het adres van klagers vriendin betreft een geheel nieuw adres. Zowel klager als zijn vriendin hebben niet eerder op dat adres gewoond. Ook is klagers vriendin niet eerder met justitie in aanraking gekomen. De directeur heeft nagelaten hieromtrent navraag te doen. Klager verzoekt om een tegemoetkoming, aangezien hij zijn verlof niet op het adres van zijn vriendin kon doorbrengen, maar bij zijn moeder, en hij het betreffende verlofadres niet voor zijn detentiefasering kan gebruiken. Klager is dan ook is zijn belangen geschaad.
De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep niet toegelicht.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Het multidisciplinair overleg (mdo) heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, voor de duur van dertig uren in verband met het aantreffen van een telefoon en een usb-stick op klagers cel.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft geadviseerd de verlofaanvraag voor de helft toe te kennen in verband met het aantreffen van een telefoon en een usb-stick in klagers cel.
De politie heeft het verlofadres geverifieerd, maar niet in orde bevonden.
3. De beoordeling
Ten aanzien van klacht a overweegt de beroepscommissie het volgende. Klager onderging een gevangenisstraf van 717 dagen met aftrek, wegens diefstal met geweld of bedreiging en afpersing. Op 9 mei 2018 is klager in vrijheid gesteld.
Het beroep richt zich tegen het toekennen van klagers tweede verlofaanvraag voor de duur van dertig uur, in plaats van de gevraagde zestig uur.
Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.
Op 12 oktober 2017 is aan klager een disciplinaire straf van acht dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, opgelegd, wegens het voorhanden hebben van een telefoon en een usb-stick. In de schriftelijke beslissing tot oplegging van de disciplinaire straf is het volgende overwogen: ‘‘U maakt zich zorgen over uw vrijheden en uw goedgekeurde AVG. We hebben besproken dat dit hiervoor inderdaad gevolgen kan hebben, maar dat eerst het mdo hierover een advies zal geven.’’
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde strafoplegging een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze, conform de adviezen van het mdo en het OM, een vermindering van klagers verlofaanvraag tot dertig uren rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij zij opgemerkt dat, indien een disciplinaire is opgelegd, het de directeur vrijstaat hieraan ten aanzien van een eventueel te verlenen verlof gevolgen te verbinden, zoals door de directeur in de strafoplegging overwogen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd.
Ten aanzien van klacht b overweegt de beroepscommissie het volgende. Klager heeft onweersproken gesteld dat hij alvorens beklag in te dienen een en ander met zijn casemanager heeft proberen op te lossen. Ook in beroep komt naar voren dat een gesprek tussen klager en zijn casemanager heeft plaatsgevonden. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie, anders dan de beklagcommissie, van oordeel dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Zij zal de uitspraak van de beklagcommissie daarom vernietigen en klager alsnog ontvangen in zijn beklag.
Op grond van artikel 4 onder j van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting wordt het verlof geweigerd in geval van het ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres. Paragraaf 4.3.1.6 van de huisregels van de p.i. Krimpen aan den IJssel bepaalt dat bij het indienen van de verlofaanvraag een aanvaardbaar verlofadres moet worden opgegeven. Indien er twijfel bestaat kan een en ander bij de politie worden nagetrokken.
Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft klager voldoende aannemelijk gemaakt dat (mogelijk) sprake is van onjuistheden in het politieadvies ten aanzien van het door hem opgegeven adres van zijn vriendin. Mede gelet op voornoemde paragraaf van de huisregels had het op de weg van de directeur gelegen om eventuele twijfels weg te nemen door bij de politie navraag te doen omtrent de door klager gestelde onjuistheden dan wel de politie te verzoeken opnieuw advies uit te brengen ten aanzien van dit verlofadres. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming en zal deze vaststellen op € 10,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake klacht a ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake klacht b gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
M.G. Bikker, secretaris, op 19 juni 2018
secretaris voorzitter