Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/4213/GA, 28 mei 2018, beroep
Uitspraakdatum:28-05-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          17/4213/GA

betreft: [Klager]           datum: 28 mei 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van [Klager], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 15 maart 2018 van de beklagcommissie bij penitentiaire inrichting (p.i.) Veenhuizen Locatie Esserheem, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 maart 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is gehoord klager.

De directeur heeft schriftelijk verzocht om aanhouding van onderhavige zaak. De beroepscommissie bepaalt dat de zitting zal worden voortgezet met inachtneming van het navolgende. Van het verhandelde ter zitting zal een schriftelijk verslag worden opgemaakt waarop de directeur binnen zeven dagen na ontvangst desgewenst schriftelijk kan reageren. Op 6 april 2018 is een schriftelijke reactie van de plaatsvervangend vestigingsdirecteur ontvangen, die naar klager is doorgestuurd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft het feit dat klager intern is overgeplaatst van de Extra Zorgvoorziening (EZV)- en luwteafdeling E naar de reguliere afdeling H (Eh 2017/000389).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Momenteel zit klager nog steeds op afdeling G, maar hij wil overgeplaatst worden naar afdeling E. Op die afdeling is voldoende plaats. Er is nog niet besloten klager over te plaatsen. Er wordt vermoedelijk gewacht op deze uitspraak. Sinds vorig jaar zijn er bij de penitentiaire inrichting voldoende mogelijkheden geweest om klager te plaatsen naar de EZV. Vóór zijn detentie heeft klager geen contact gehad met de GGZ. Klager heeft een tweeling en beide kinderen hebben een autistische stoornis. Er werd bij de constatering dat beide kinderen een autistische stoornis hebben reeds gezegd dat dat van de vader kwam. Ook had klager een eigen bedrijf en daarvóór werkte hij bij defensie, hetgeen hij prettig vond omdat daar alles was gestructureerd. Hij kon daar goed functioneren.

Klager is het niet eens met hetgeen de psycholoog heeft opgeschreven. Klager heeft het gevoel dat de psycholoog zijn zaak niet volledig weergeeft en verdedigt. In vertrouwen heeft de psycholoog, mevrouw E, een keer tegen klager gezegd dat zij vindt dat klager het best overgeplaatst kan worden naar afdeling E, maar dat de directeur dat weigert. Klager heeft regelmatig met mevrouw E gesproken over zijn problematiek. Het klopt dat klager zich staande houdt op de afdeling waar hij thans verblijft, maar daar staat tegenover dat hij erg gebalanceerd te werk moet gaan op de afdeling. Er zijn andere gedetineerden geplaatst naar de afdeling E, ondanks dat zij geen EZV-indicatie hebben. Er wordt dan tegen hen gezegd dat zij daar meer rust hebben. Klager vermoedt dat het meer in zijn persoon zit en dat het hem niet wordt gegund dat hij niet wordt overgeplaatst. Dat hij als lastpak wordt gezien.

Vanwege zijn autisme komen prikkels bij klager erg sterk binnen en daar heeft hij last van. Hij voelt zich daardoor gespannen. Klager zit in een meditatiegroep en in een yogagroep. Hij mag studeren en doet de kabelkrant. Klager probeert zoveel mogelijk gebruik te maken van het onderwijs. Hij vindt daar zijn rust en zit daar met gelijkgestemden. Klager kan van kwart over 8 tot kwart over 11 naar het onderwijs. Hij studeert bedrijfskunde, Spaans en Frans. Op de afdeling E komt klager meer toe aan onderwijs. Op de afdelingen G en H komt klager daar veel minder aan toe. Op de afdeling G heeft klager geen problemen met zijn mentor, maar wel met de andere medewerkers. Op de afdeling G en H ervaart klager slaapproblemen. Hij wil geen slaapmedicatie. Hij wil zijn slaapproblematiek op natuurlijke wijze oplossen.

Klagers overbuurman communiceert om halfelf ’s avonds met zijn buren. Zij praten dan door de muur heen met elkaar. Daar heeft klager last van. Als er een conflict is tussen de medegedetineerden, houdt klager zich erg in. Klager probeert afstand te houden.

Het voordeel voor klager om hem naar afdeling E te plaatsen is dat het personeel daar geduldiger is. Het personeel is opgeleid om met mensen te kunnen werken die extra zorg nodig hebben. Op klagers huidige afdeling, afdeling G, zit geen proactief personeel. Er is meer sprake van een straatmentaliteit op deze afdeling. Op afdeling E is dat anders. Daar is het vrij harmonieus en iedereen houdt rekening met elkaar. Klager kan zichzelf zijn op afdeling E. Hij kan zijn drukke leven daar zelf inrichten. Voor klager is het voldoende dat hij op afdeling E wordt geplaatst. De sfeer is op die afdeling voor klager veel beter.

Ter zitting overhandigt klager een onderdeel van het verdiepingsonderzoek, opgemaakt door K, GZ-psycholoog. Dit is een psycholoog van buiten de inrichting. In dit verdiepingsonderzoek wordt – kort gezegd – gesteld dat het voor klager wenselijk is dat hij op een aparte afdeling wordt geplaatst, waarbij rekening wordt gehouden met de mentale rigiditeit en de behoefte aan het routinematig verlopen van het dagritme. Dit onderzoek kostte veel tijd en energie. Deze GZ-psycholoog vraagt ook telkens of klager al is geplaatst op de andere afdeling.

Het gaat klager niet om het geld, maar mocht hij in het gelijk worden gesteld, dan wil hij daar wel een financiële tegemoetkoming voor ontvangen. Hij wil het maximale eruit halen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht. De directeur verwijst naar het verweerschrift van 11 augustus 2017 en 2 oktober 2017, nu klager geen nieuwe gronden in zijn beroepschrift aanvoert.

Klager heeft tijdens de zitting verwezen naar het verdiepingsonderzoek van mevrouw K. In dit verdiepingsonderzoek wordt gezegd dat het voor klager wenselijk is dat hij op een aparte afdeling wordt geplaatst. Zoals reeds eerder gemeld in het verweerschrift van 2 oktober 2018 is het besluit van 7 maart 2018 gebaseerd op het advies van de inrichtingspsycholoog. Klager weet zich goed staande te houden in het reguliere gevangenisregime en kan zelfstandig en assertief functioneren. Volledigheidshalve moet worden opgemerkt dat het EZV-indicatie voor klager niet is afgegeven. Overigens heeft de directeur de beheersbevoegdheid over de inrichting en afdeling en bepaalt de directeur de wijze van onderbrengen van de gedetineerden, zoals bedoeld in art. 16 Pbw. Destijds heeft de inrichtingspsycholoog de directeur laten weten elke gedetineerde een dergelijk klimaat te gunnen, met personeel dat is ingesteld op zorg en ondersteuning. Op de reguliere afdelingen verblijven vele gedetineerden met een vastgestelde stoornis, zoals antisociale persoonlijkheidsstoornis en middelafhankelijkheid, ook bij deze stoornis zou een EZV-plaatsing positief bijdragen. Klager is het niet eens met hetgeen de inrichtingspsycholoog heeft opgeschreven. Indien klager bezwaren heeft tegen handelingen van de inrichtingspsycholoog, dient hij zich te richten tot de Medisch Adviseur van het Ministerie van Justitie. De directeur verzoekt het beroep van klager ongegrond dan wel niet-ontvankelijk te verklaren.

3.         De beoordeling

Gelet op het dossier en het verhandelde ter zitting stelt de beroepscommissie de navolgende feiten en omstandigheden vast. Op 28 augustus 2015 is klager geplaatst op afdeling E, welke afdeling een EZV- en luwteafdeling betreft. Toen is niet van een EZV-indicatie gebleken. Uit het detentie- en re-integratieplan kan worden afgeleid dat klager in overleg met een psycholoog is geplaatst op de luwteafdeling. Op 2 augustus 2016 is klager intern overgeplaatst naar de reguliere afdeling H, omdat hij plaats diende te maken voor een medegedetineerde met een EZV-indicatie. Op 4 januari 2017 is er een verdiepingsonderzoek opgemaakt door K.

De beroepscommissie overweegt als volgt.

De directeur stelt zich op het standpunt dat het besluit van 7 maart 2017 is gebaseerd op het advies van de inrichtingspsycholoog. Bij schrijven van 6 maart 2017 stelt de psycholoog dat advies bij iemand met een stoornis als klager is het verschaffen van een prikkelarme, voorspelbare omgeving, duidelijkheid en structuur.

Tot een vergelijkbaar advies komt de externe psycholoog mevrouw K.

Zij stelt dat het wenselijk voor klager zou zijn dat hij op een aparte afdeling zou worden geplaatst, waarbij rekening wordt gehouden met de mentale rigiditeit en de behoefte aan het routinematig verlopen van het dagritme. Het vormgeven aan de behandeling vanuit het handicapmodel geeft aanknopingspunten voor begeleiding. Deze kan zich richten op het controleren en structureren van situaties waarin veelvuldig wordt stilgestaan bij de consequenties van het handelen, want juist een koppeling tussen het handelen en de gevolgen ervan is bij mensen zoals klager onvoldoende ontwikkeld. Dit houdt in dat aandacht voor het waarnemingsproces als zodanig, in de zin van omgeving ordenen, het bij zichzelf onderkennen van emoties en toepassen van de geleerde vaardigheden, leren welke structuur klager nodig heeft. Instructies dienen duidelijk en ondubbelzinnig te zijn. Verder dient er aandacht te zijn voor klagers psycho-educatie en voor zijn omgeving.

Voorts meldt de inrichtingspsycholoog dat zij elke gedetineerde het klimaat EZV gunt. “Bijna iedereen zal zeggen: ik voel me beter nu het rustig is om me heen en het personeel is ingesteld op ondersteuning.” En verder: “Algemeen indicatiecriterium voor plaatsing op de EZV is: behoefte aan een supportief en beschermd milieu, voortvloeiend uit de psychische kwetsbaarheid. In de praktijk is het bepalen hiervan lang niet altijd gemakkelijk.” De inrichtingspsycholoog merkt ten aanzien van klager nog op dat hij assertief en zelfstandig is, en dat hij ongemerkt goed bij het lage geluidsniveau, de beschikbaarheid van het personeel en prikkelarme omgeving gedijt. Klager heeft ter zitting aangegeven dat hem dit veel moeite kost en dat hij hierbij gebalanceerd te werk moet gaan.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is het vervolg van dit schrijven in zo algemene bewoordingen gesteld, dat het geheel niet als gemotiveerd advies gericht op een plaatsing voor klager kan worden aangemerkt. De beslissing van de directeur, gebaseerd op het advies van de inrichtingspsycholoog, moet dan ook als onvoldoende onderbouwd, en als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.

Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, zal het beroep gegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. M.J. Selnick Marzullo en prof. dr. F. Boer, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 28 mei 2018.

                          

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven