Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/4187/TA, 12 juni 2018, beroep
Uitspraakdatum:12-06-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Voeding  v

 

nummer:           17/4187/TA

betreft: [klager] datum: 12 juni 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift,  ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 5 december 2017 van de beklagcommissie bij FPC Oostvaarderskliniek te Almere, verder te noemen de inrichting, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw

mr. A.L. Louwerse om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de weigering om klager een eigen kookbudget toe te kennen (OV 2017/50).

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Klagers klacht betreft het onthouden van medische zorg en niet de wijze van betrachten van de zorgplicht. De verpleegkundige van de inrichting heeft het hoofd behandeling verzocht ten aanzien van klager een kookbudget te overwegen. Er staat in het verzoek niet letterlijk dat er een medische indicatie is, maar de verpleegkundige weet dat de beslissing over het toekennen van een kookbudget is voorbehouden aan het hoofd behandeling. De verpleegkundige zou dit verzoek niet hebben gedaan als zij van mening was dat een kookbudget niet nodig zou zijn. Aan klager is ook meegedeeld dat hij een medische indicatie had. Klager heeft in het verleden een maagzweer gehad. Zijn maagklachten zijn bekend in de inrichting en bij de medische dienst. In april 2017 is klager daarvoor nog naar het ziekenhuis geweest.

Volgens het hoofd behandeling moet de groep rekening houden met klagers dieet. Uit het door de inrichting overgelegde weekoverzicht valt echter niet te herleiden welke soorten groenten besteld zijn, of daar koolsoorten bij zitten, en of er kruiden worden gebruikt. Het overzicht bevat wel vette voeding, te weten shoarma, patat, schnitzel en lekkerbekjes. Klager heeft herhaaldelijk geklaagd dat geen rekening met hem is gehouden maar daar is nooit iets mee gedaan. Klager had geen enkele reden om zelf zijn eten te kopen als hij elke dag gratis had kunnen mee-eten.

Klager wenst daarom gegrondverklaring van zijn klacht en toekenning van een tegemoetkoming van het kookbudget van € 38,50 per week tot aan zijn overplaatsing naar de FPA.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Het niet verstrekken van een kookbudget is in klagers geval niet vatbaar voor beklag omdat daartoe geen medische indicatie, zijnde een voorschrift van een arts, is afgegeven. De verpleegkundige heeft het hoofd behandeling verzocht om een kookbudget te overwegen omdat klager bepaalde soorten voedsel niet kan verdragen. Het hoofd behandeling heeft daarop besloten dat bij het koken op de afdeling goed rekening valt te houden met de voedingsbeperkingen van klager. Er is derhalve geen sprake van het schenden van het recht op medische verzorging.

3.         De beoordeling

Vaststaat dat geen recht op het ontvangen van een eigen kookbudget bestaat. Uit de stukken komt naar voren dat volgens de afdelingsregels van klagers afdeling sprake is van een kookbudget voor de groep. Het samen overleggen, rekening houden met elkaar, kookbeurten draaien en boodschappen doen vormen een onderdeel van het behandelmilieu. Daarbij wordt volgens het hoofd van de inrichting altijd rekening gehouden met beperkingen van verpleegden. Uitsluitend op door een arts gegeven medische indicatie kan het hoofd behandeling besluiten een verpleegde een eigen kookbudget toe te kennen. Klager heeft de verpleegkundige verzocht om zo’n kookbudget, welk verzoek de verpleegkundige blijkens mailwisseling ter beoordeling aan het hoofd behandeling heeft voorgelegd. Uit de mailwisseling blijkt verder dat het hoofd behandeling de medische dienst heeft laten weten dat goed geregeld kan worden dat klager geen koolsoorten of vettig eten hoeft te nuttigen en er ook altijd een variant zonder kruiden/specerijen gekookt kan worden. Daarop  heeft de coördinerend verpleegkundige van de medische dienst geantwoord dat dit helder is, alsmede dat dit met klager is besproken met het verzoek met zijn mentor in gesprek te gaan. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan daarom niet worden gezegd dat sprake is van een door de arts afgegeven medische indicatie om aan klager een eigen kookbudget toe te kennen.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 12 juni 2018.

     

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven