Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/4159/TA, 5 juni 2018, beroep
Uitspraakdatum:05-06-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:           17/4159/TA

betreft: [klager] datum: 5 juni 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.O. Roosjen, namens [...], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 6 december 2017 (K-2017-000105), van de beklagcommissie bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal verder te noemen de inrichting, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 mei 2018, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. S.O. Roosjen, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting […], jurist, en […], GZ-psycholoog/hoofd behandeling bij FPC De Kijvelanden.

Als toehoorders waren aanwezig mr. M.J.H. van den Hombergh en mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, leden van de Raad.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de vermissing van klagers eigendommen na zijn overplaatsing vanuit FPC De Kijvelanden naar de Pompestichting via FPC Veldzicht.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

De beklagcommissie heeft opgemerkt dat de administratie van de inrichting niet op orde was, hetgeen als nalatig en zorgwekkend werd bestempeld, en dat dit tot gegrondverklaring had geleid als klager ontvankelijk was geweest in het beklag.  

Er is geen sprake van een verwijtbare termijnoverschrijding. Zowel in FPC Veldzicht als in de Pompestichting is klager vrijwel voortdurend afgezonderd. De mogelijkheden om contact op te nemen met de buitenwereld waren beperkt. Voorts kreeg hij slechts een zeer gering deel van zijn eigendommen ter beschikking omdat hij was afgezonderd. Daardoor was hem lange tijd niet duidelijk welke eigendommen mee waren verhuisd uit FPC De Kijvelanden en welke waren zoekgeraakt. Pas na overplaatsing vanuit Vught naar Nijmegen ontving klager definitief al zijn verhuisde eigendommen en bleek definitief welke eigendommen ontbraken. Toen klager in FPC Veldzicht de indruk kreeg dat zijn eigendommen niet

dan wel slechts gedeeltelijk waren meeverhuisd, heeft hij telefonisch contact gelegd met FPC De Kijvelanden. Op 11 oktober 2016 heeft hij gesproken met het personeelslid K. van de afdeling Olivijn. Zij heeft hem toegezegd dat zij navraag zou doen en klager zou informeren. Nadere informatie is echter uitgebleven. Hierna heeft hij vanuit FPC Veldzicht nog zeker twee keer gebeld met FPC De Kijvelanden. Hij heeft met de personeelsleden N. en L. gebeld. Dit leverde niets op omdat men hem niet te woord wilde staan. Hij werd afgesnauwd. Vanuit Vught heeft hij niet meer gebeld mede gelet op de eerdere ervaringen en afgewacht welke eigendommen zouden opduiken. In de loop van de tijd ontving klager steeds meer goederen die blijkbaar wel vervoerd waren, maar niet eerder aan hem ter beschikking zijn gesteld. Klager heeft nooit een handtekening gezet. Hij heeft lang geprobeerd om de goederen te achterhalen maar heeft uiteindelijk in overleg toch maar beklag ingediend. Hij heeft voldoende actie ondernomen. Klager blijft met een grote schadepost zitten. Hij kan aantonen dat hij de vermiste eigendommen in zijn bezit heeft gehad. Hij heeft foto’s van de vermiste voorwerpen. Ten onrechte wordt de bewijskracht bij klager neergelegd. Het gaat om het principe. De inrichting heeft  onzorgvuldig gehandeld.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Gepersisteerd wordt bij de reactie op het beklag. Klager heeft op 11 oktober 2016 contact opgenomen met de inrichting omdat hij eigendommen miste. Hij heeft gesproken met personeelslid K.. Er is onderzoek ingesteld maar niets aangetroffen. Volgens het proces-verbaal van rogatoir horen zou klager daarna nog tweemaal hebben gebeld. Dit is nagegaan maar niet bekend in de inrichting. Dit soort telefonische contacten worden niet geregistreerd. Klager is daarna nog tweemaal overgeplaatst. Het is dan moeilijk om overzicht te krijgen. De schade kan niet geheel voor rekening van de inrichting komen. Niet gebleken is dat de vermiste goederen bij FPC De Kijvelanden zijn gebleven.

3.         De beoordeling

Klager heeft beklag ingediend op 1 april 2017 in verband met de vermissing van eigendommen na overplaatsing vanuit FPC De Kijvelanden, terwijl deze overplaatsing op 6 september 2016 had plaatsgevonden. Als reden voor het zeer late instellen van het beklag heeft klager gegeven dat hij voortdurend afgezonderd was, niet de beschikking over al zijn eigendommen had en pas in een laat stadium, nadat hij in de Pompestichting was geplaatst, na kon gaan wat hij precies miste. Klager heeft verklaard dat hij voldoende navraag heeft gedaan, in oktober 2016 contact heeft opgenomen met personeelslid K. van de inrichting over zijn vermiste eigendommen - dit is door de inrichting erkend - en vervolgens nog meerdere keren telefonisch contact heeft gezocht.

Gelet op het bovenstaande zal de beroepscommissie ten aanzien van de vraag of  redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat klager in verzuim is geweest voor wat betref het tijdig indienen van het beklag klager het voordeel van de twijfel geven.

Zij vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en ontvangt klager alsnog in het beklag.

Uit de behandeling ter zitting en de stukken is vast komen staan dat de inrichting steken heeft laten vallen bij de registratie van klagers eigendommen waardoor niet precies na kan worden gegaan welke eigendommen zijn verzonden naar de volgende inrichting. Dit maakt dat de beroepscommissie het beklag alsnog gegrond zal verklaren.

Een tegemoetkoming kan aan een klager worden toegekend in verband met een door hem ondervonden ongemak. Voor vergoeding van geleden schade staan in beginsel andere wegen open. Daarbij valt te denken aan een verzoek aan het hoofd van de inrichting om de schade te vergoeden of de gang naar de civiele rechter.

Indien bij gegrond verklaarde klachten over vermissing en/of beschadiging van voorwerpen die aan een klager toebehoren de hoogte van de schade vastgesteld kan worden, kan een schadevergoeding worden meegewogen in de hoogte van de toe te kennen tegemoetkoming. In een dergelijk geval moet de omvang van de schade op eenvoudige wijze kunnen worden vastgesteld en op eenvoudige wijze vast komen staan dat het hoofd van de inrichting verantwoordelijk is voor de door klager ondervonden schade. Klager heeft de omvang van de schade echter niet (voldoende) gespecificeerd en geen daadwerkelijk schadebedrag opgegeven. De hoogte van de door klager geleden schade kan hierdoor niet op eenvoudige wijze worden vastgesteld en schadevergoedingsaspecten kunnen in dit geval niet betrokken worden bij de tegemoetkomingsbeslissing. De beroepscommissie kent klager in verband met het door hem ondervonden ongemak toe van € 50,=.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, ontvangt klager in alsnog in het beklag en verklaart het beklag gegrond. Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, prof. dr. F. Boer en drs. M.R. Daniel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 5 juni 2018.

            

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven