Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1312/GA, 28 augustus 2003, beroep
Uitspraakdatum:28-08-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1312/GA
betreft: [klager] datum: 28 augustus 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 11 juni 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 23 mei 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij het huis van bewaring (h.v.b.) Arnhem-Zuid te Arnhem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het op 28 april 2003 niet mogen invoeren van goederen.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager, die op 11 april 2003 in het h.v.b. is ingekomen, heeft volgens de huisregels recht om gedurende 10 werkdagen nadat hij daar is geplaatst, tijdens kantooruren persoonlijke zaken in te voeren. Op 28 april 2003 is hem de invoergeweigerd. 28 april 2003 was echter de tiende werkdag na zijn inkomst in de inrichting. Daarnaast had de verblijfsafdeling van klager (afdeling D3) die dag een vervangend invoermoment omdat het eerstvolgende invoermoment van deafdeling op 5 mei 2003 viel.

Ter ondersteuning van zijn beroep heeft klager een schriftelijk stuk meegezonden, waaruit kan blijken dat de verblijfsafdeling van klager op 28 april 2003 een vervangend invoermoment had. Dit schriftelijk stuk is ter kennisname aande directeur gezonden.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagrechter. Voorts heeft de directeur nog aangegeven dat, gerekend vanaf 11 april 2003, 25 april 2003 klagers tiende invoerdag was. De op 28 april 2003 aangeboden goederenvielen buiten die tien dagen en om die reden is het correct dat de invoer is geweigerd.

3. De beoordeling
Vast is komen te staan dat klager op vrijdag 11 april 2003 is binnengekomen in het h.v.b. Klager heeft gesteld om 17.00 uur aldaar te zijn aangekomen. Die inkomsttijd is door de directeur niet weersproken en wordt daarom aannemelijkgeacht.
"Artikel 4.5.1.3 van de huisregels van het h.v.b luidt – voor zover hier van belang -:
"Invoer
U heeft nadat u in dit Huis van Bewaring bent geplaatst gedurende een periode van 10 werkdagen de tijd om tijdens kantooruren persoonlijke zaken, kleding en schoeisel in te voeren. (...) De invoer dient bij de portier te wordenaangeboden van maandag tot en met donderdag tussen 08.00 uur en 16.00 uur en op vrijdag tussen 08.00 uur en 12.00 uur.
Hiernaast kunt u eenmaal per maand goederen invoeren tijdens het bezoekmoment."
De directeur gaat er bij zijn beslissing om de invoer te weigeren van uit dat het laatste invoermoment (de tiende dag) voor klager was gelegen op vrijdag 25 april 2003. Daarbij heeft hij als eerste invoerdag vrijdag 11 april 2003aangenomen. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan 11 april 2003 niet als eerste invoerdag gelden. Nu vast staat dat klager op 11 april 2003 in de inrichting is ingekomen en voorts aannemelijk wordt geacht dat klager eerst nahet tijdstip waarop invoer was toegestaan (te weten 12.00 uur) in de inrichting is binnengekomen, ligt het voor de hand om maandag 14 april 2003 als eerste invoerdag aan te merken. In dat geval is de tiende invoerdag maandag 28april 2003. De beslissing van directeur om aan klager op 28 april 2003 invoer te weigeren is daarom genomen in strijd met een in de inrichting geldend wettelijk voorschrift, te weten het bepaalde in artikel 4.5.3.1 van de huisregelsvan het h.v.b. Om die reden kan de uitspraak van de beklagrechter niet in stand blijven en moet het beklag alsnog gegrond worden verklaard.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De directeur is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt omtrent de tegemoetkoming te bepalen. Deberoepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op € 10,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 28 augustus 2003

secretaris voorzitter

Naar boven