nummer: 17/4122/GA
betreft: [klager] datum: 11 juni 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. J.J.H.M. de Crom, namens
[…], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 11 december 2017 van de beklagcommissie bij de locatie Sittard, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 20 april 2017, gehouden in p.i. Vught, zijn gehoord klagers raadsvrouw, mr. J.J.H.M. de Crom, en de heer […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
De beroepscommissie verstaat de klacht zo dat deze ziet op de volgende drie onderdelen
a. de onduidelijkheid over het moment van het aanzeggen van de straf en de daarmee in geding zijnde maximale duur van het zogenoemde bewaardersarrest;
b. een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in en andere verblijfsruimte dan een strafcel met verwijdering van televisie, wegens het poseren voor een foto en het sturen van de betreffende foto naar klagers vriendin vanaf het e-mailadres van een medegedetineerde (G-2017-489 en G-2017-501) en
c. De beslissing van de directeur tot afwijzing van klagers verzoek tot algemeen verlof (G-2017-473 en G-2017-523).
De beklagcommissie heeft alleen ten aanzien van de onderdelen b. en c. een beslissing genomen en het desbetreffende beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager erkent te hebben geposeerd voor de foto, en tekent daarbij aan dat zij in de werkzaal geregeld foto’s van elkaar maken met zogeheten testtoestellen. Hij heeft dan ook niet verwijtbaar gehandeld door te poseren voor de foto. Bovendien kan niet worden vastgesteld dat klager iets te maken heeft gehad met het versturen van de foto per e-mail. Klager heeft de foto niet verzonden. Voorts voert hij aan dat de maximale termijn van het bewaardersarrest ruimschoots is overschreden. Gelet op het voorgaande is de beslissing om klagers verzoek tot algemeen verlof af te wijzen, ten onrechte genomen.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is om 16:30 uur, na afloop van het arbeidsblok, ingesloten. De volgende dag is klager om 7:30 uur gesproken en aan het einde van de ochtend is de straf aangezegd. Vanwege het te verrichten onderzoek is besloten klager niet naar de arbeid te laten gaan, hetgeen een losstaand besluit is geweest. Klager heeft zelf verklaard dat de foto naar zijn vriendin is verzonden. Later bleek dat de foto is verstuurd naar de vriendin van de betrokken medegedetineerde. Hij heeft de verleende vrijheden misbruikt om illegaal in te loggen. Het was hem bekend dat hij geen foto’s mocht maken. De medegedetineerde heeft verklaard onder druk zijn inloggegevens te hebben verstrekt. Het incident vormde aanleiding om geen verlof te verlenen, omdat geen vertrouwen bestond in een positief verloop van het verlof. Klager zou gedurende het verlof de foto verder kunnen verspreiden, hetgeen zeer ongewenst is. Later is geconstateerd dat de e-mail nog niet was geopend door de ontvanger en is de e-mail ingetrokken.
3. De beoordeling
Hoewel bij de beklagcommissie is aangevoerd dat het bewaardersarrest te lang heeft geduurd, is dit punt niet beoordeeld door de beklagcommissie. De beroepscommissie zal derhalve overgaan tot inhoudelijke beoordeling ten aanzien van onderdeel a.
Ingevolge artikel 24, vierde lid, van de Pbw kan een ambtenaar of medewerker een gedetineerde voor een periode van ten hoogste vijftien uren in afzondering plaatsen, indien onverwijlde tenuitvoerlegging van de afzondering op de grond van artikel 23, eerste lid, onder a. of b., van de Pbw geboden is. De directeur wordt van deze plaatsing onverwijld op de hoogte gesteld. De afzondering kan ingevolge artikel 24, tweede lid, van de Pbw ten uitvoer worden gelegd in een afzonderingscel of in een andere verblijfsruimte.
Klager is op 5 oktober 2017 een rapport aangezegd waarna hij volgens het schriftelijk verslag om 16:30 uur is ingesloten. De directeur heeft ter zitting verklaard dat hij de volgende dag omstreeks 7:30 uur een ronde heeft gemaakt om gedetineerden te horen naar aanleiding van aangezegde schriftelijke verslagen. Op dat moment is nog geen straf opgelegd door de directeur, omdat nader onderzoek nodig was. Zo heeft de directeur volgens zijn verklaring onder meer navraag gedaan bij ICT-medewerkers. De straf is aan het einde van de ochtend aangezegd, waarna de administratieve afhandeling volgde. De beroepscommissie stelt vast dat de maximale duur van het bewaardersarrest daarmee is overschreden. De beroepscommissie zal het beklag dan ook gegrond verklaren en zal aan klager ter zake een tegemoetkoming toekennen van € 5,=.
Ten aanzien van het beklag onder b. komt de beroepscommissie tot het oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat klager betrokken is geweest bij het versturen van de betreffende foto. Hiertoe neemt zij het volgende in overweging. Tijdens het horen heeft klager bekend de foto te hebben doorgestuurd. Klager was in het bezit van de inloggegevens van het e-mailadres van de betrokken medegedetineerde. Tevens was hij bekend met het feit dat hij geen foto’s mocht maken. Ter zitting heeft de directeur een e-mail laten zien waaruit blijkt dat de foto per e-mail is verstuurd. De e-mail bevatte tevens een groet van klager en zijn medegedetineerde aan de ontvanger. Nu voldoende aannemelijk is geworden dat klager betrokken is geweest bij het incident, is de oplegging van de disciplinaire straf gerechtvaardigd. Het beroep zal in zoverre dan ook ongegrond worden verklaard.
Nu naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende aannemelijk is geworden dat klager betrokken is geweest bij het versturen van de foto, hetgeen onverenigbaar is met de orde, rust en veiligheid in de inrichting, kon de directeur op dat moment in redelijkheid beslissen tot afwijzing van klagers verzoek tot algemeen verlof. Het beroep ten aanzien van onderdeel c. zal in zoverre eveneens ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beklag onder a. gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming van € 5,= toekomt.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de onderdelen b. en c. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Smeijers, secretaris, op 11 juni 2018.
secretaris voorzitter