nummer: 17/4113//TA
betreft: [klager] datum: 12 juni 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens
[…], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 23 november 2017 van de beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. A.L. Louwerse om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft het opleggen van afdelingsarrest op 17 augustus 2017 (RV2017/413, dRW 17/210).
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager meent dat in zijn geval ten onrechte afdelingsarrest is opgelegd. Klager begrijpt niet dat hem continu voor gebruik van cannabis beperkende maatregelen worden opgelegd. Daardoor komt zijn resocialisatie onder druk te staan. Hij heeft een gemaximeerde tbs maar beschikt over een verlofmachtiging waarvan hij nauwelijks gebruik kan maken. Er had voor hem een verlofmachtiging met een soort gedoogbeleid moeten worden aangevraagd. Cannabis is bij klager geen risicofactor, maar kalmeert hem. Klager heeft met alle reclasseringsmedewerkers met wie hij in het verleden heeft samengewerkt een gedoogbeleid ten aanzien van cannabis gehad. Ook in de inrichting wordt op de afdelingen Chepri 1en 2 een gedoogbeleid gehanteerd.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Verwezen wordt naar het verweerschrift van 2 november 2017. Het hoofd van de inrichting is het eens met de uitspraak van de beklagcommissie.
3. De beoordeling
Onweersproken is dat klager op 17 augustus 2017 afdelingsarrest is opgelegd vanwege vastgesteld bijgebruik van cannabis. Naar het hoofd van de inrichting heeft aangevoerd kon door het gebruik van drugs de orde en veiligheid in de inrichting niet langer worden gegarandeerd en viel niet in te schatten wat de risico’s waren als klager zich onbegeleid door de inrichting zou begeven. Naar het oordeel van de beroepscommissie kon in het licht van het vorenstaande in redelijkheid de maatregel van afdelingsarrest aan klager worden opgelegd. De omstandigheid dat klager een gemaximeerde tbs heeft kan daaraan niet afdoen. Het is aan de inrichting te bepalen op welke wijze aan klagers tbs-behandeling vorm wordt gegeven. De beroepscommissie is niet bevoegd daarin te treden. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan – daarom naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 12 juni 2018.
secretaris voorzitter