nummer: 17/3967/GA
betreft: [klager] datum: 28 juni 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 3 november 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. K.Karakaya om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het achterhouden van acht klaagschriften (VU-2017-1719).
De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
In de periode tussen 30 augustus 2017 en 5 september 2017 heeft klager een aantal klaagschriften willen indienen door tussenkomst van de directeur. Uit navraag bij het secretariaat van de Commissie van Toezicht is gebleken dat de klaagschriften niet zijn verzonden of aangekomen. Na tussenkomst van de maandcommissaris zijn de herschreven klaagschriften alsnog ingediend. Hij heeft zijn de klachten ook mondeling toegelicht aan de maandcommissaris. Hij acht het dan ook onbegrijpelijk dat de beklagcommissie oordeelt dat hij zijn klacht nader had moeten toelichten.
De directeur heeft daarop gereageerd dat hij zich conformeert aan de uitspraak van de beklagcommissie.
3. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat het beklag voldoende aanknopingspunten biedt voor inhoudelijke behandeling en zal klager derhalve alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag. De beroepscommissie doet het beklag om proceseconomische redenen zelf af.
Op grond van het bepaalde in artikel 61, tweede lid, van de Pbw, kan de indiening van een klaagschrift geschieden door tussenkomst van de inrichting waar de gedetineerde verblijft. De directeur draagt er in dat geval zorg voor dat het klaagschrift, of, indien het klaagschrift zich in een enveloppe bevindt, de envelop van een dagtekening wordt voorzien, welke geldt als dag van indiening en het klaagschrift vervolgens wordt doorgezonden naar de beklagcommissie. Blijkens de toelichting (MvT, onderdeel II, artikelsgewijze toelichting) op dit artikel is beoogd om discussies over de datum van indiening van het klaagschrift zoveel mogelijk te vermijden.
De beroepscommissie overweegt als volgt.
Klager stelt dat hij in de periode tussen 30 augustus 2017 en 5 september 2017 een aantal klaagschriften door tussenkomst van de directie heeft willen indienen, maar dat deze stukken zijn achtergehouden. Zijn stelling heeft hij onderbouwd door middel van verschillende verzoekbriefjes, met daarop verzoeken tot het doorsturen van stukken en constateringen dat bepaalde stukken niet zijn doorgestuurd. De directeur heeft de stelling van klager noch in beklag, noch in beroep weersproken.
Het beroep van klager zal gegrond worden verklaard. De beroepscommissie bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming van € 10,= wordt toegekend.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming van € 10,= toekomt.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Smeijers, secretaris, op 28 juni 2018.
secretaris voorzitter