Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3891/GA, 18 juni 2018, beroep
Uitspraakdatum:18-06-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          17/3891/GA

betreft: [Klager]           datum: 18 juni 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.B.O. van Soest, namens [Klager], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 26 oktober 2017 van de beklagcommissie bij het penitentiair psychiatrisch centrum (PPC) Scheveningen, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 mei 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. W.B.O. van Soest. De directeur van het PPC Scheveningen heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft:

a.         Het niet doorgaan van fysiotherapie gedurende een periode van twee weken

(SC 2017/306);

b.         Het feit dat klager op 28 juli 2017 een poststuk afkomstig van zijn advocaat afgesloten met een stuk plakband heeft ontvangen (SC 2017/316);

c.         De interne overplaatsing van klager van afdeling A-O, naar afdeling B-1 (SC 2017/318);

d.         Het feit dat klager geen (vervangende) arbeidsloon heeft ontvangen in de periode van 28 augustus 2017 tot en met 1 september 2017 (SC 2017/357).

De beklagcommissie heeft het beklag onder a, c en d ongegrond verklaard en het beklag onder b gegrond verklaard en klager een tegemoetkoming van € 5,= toegekend, een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is het navolgende ten aanzien van de klacht onder a. met klachtnummer SC 2017/306 aangevoerd. Voldoende is komen vast te staan dat verschillende afspraken met de fysiotherapeut niet zijn doorgegaan. Om dit te controleren heeft de directeur alleen mondeling navraag gedaan. Er is een afsprakenkaart, waarop wordt geregistreerd wanneer iemand naar de fysiotherapeut gaat. Klager heeft de behandeling door een fysiotherapeut hard nodig. Hij krijgt de afsprakenkaart echter niet. Telkens wordt aan de directeur gevraagd welke afspraken wel en niet zijn doorgegaan, maar daarop wordt niet afdoende gereageerd. De directeur geeft een vage reactie, en hij reageert dan met de opmerking dat klager niet gewekt of niet gemobiliseerd kon worden. De andere keer is wat verkeerd gegaan met de aflossing van het personeel, maar dat weet de directeur dan weer niet zeker. Een afsprakenkaart maakt inzichtelijk of klager daadwerkelijk naar de fysiotherapeut kon en wanneer en waarom de afspraak geen doorgang kon vinden. In een andere zaak bevestigde de directeur dat klager arbeidsongeschikt is verklaard in een bepaalde periode. Die periode viel vlak nadat klager de mogelijkheid was onthouden naar de fysiotherapeut te gaan. Als klager bij de fysiotherapeut was geweest, werd tegen hem gezegd “ik zie je de volgende keer”. Er wordt niet een bepaald tijdstip genoemd. Klager slaapt weleens in de middag. Hij denkt dat hij daarvoor de ruimte heeft, omdat geen afspraken staan gepland. Als reden geeft de directeur dan dat de afspraak niet kon doorgaan, omdat klager aan het slapen was. Het probleem is echter dat klager niet wist dat hij een afspraak had en daarom was gaan slapen. Er zijn meer afspraken niet nagekomen dan de directeur stelt. Dan kan de directeur zich erachter verschuilen dat het 68 keer wel is doorgegaan, terwijl het probleem zit in de keren dat het niet is doorgegaan.

Door en namens klager is het navolgende ten aanzien van de klacht onder b. met klachtnummer SC 2017/316 aangevoerd. De beklagcommissie heeft de klacht van klager gegrond verklaard en heeft daarbij besloten dat een financiële tegemoetkoming van € 5,= wordt toegekend. Tegen de hoogte van de financiële tegemoetkoming is het beroep gericht, nu klager deze te laag vindt. In de opengemaakte enveloppe zat een brief waarin de geschiedenis van klager is beschreven. Daarmee heeft niemand, behalve klager, iets te maken. Het is zeer betreurenswaardig dat zijn post is geopend en is gelezen. De enveloppe was dicht naar klager verstuurd. Het was duidelijk dat een ander de enveloppe eerder had opengemaakt en deze vervolgens heeft vastgeplakt met een plakbandje. Gedetineerden hebben geen plakband tot hun beschikking. Klager had geen plakband op cel en het werd ook niet op de afdeling verstrekt. Op de enveloppe staan gigantische blauwe stickers waarop duidelijk wordt gemaakt dat de post bestemd is voor klager en afkomstig is van zijn advocaat. Er zat nog een begeleidende brief bij, waarin staat dat de enveloppe enkel en alleen afgesloten aan klager mocht worden overhandigd. Het is niet te missen dat de brief niet geopend mocht worden. De inhoud van de brief rechtvaardigt een hogere financiële tegemoetkoming.

Door en namens klager is het navolgende ten aanzien van de klacht onder c. met klachtnummer SC 2017/318 aangevoerd. Klager zat en zit in een PPC vanwege zijn medische en psychiatrische problematiek. Er gaat daar van alles fout, hetgeen een enorme impact heeft gehad op klager. Toen klager nog op de beneden afdeling verbleef, is aan hem de verkeerde insuline toegediend. Deze verkeerde medicatie is een aanzienlijke zwaardere insuline en kan zelfs levensgevaarlijk zijn voor klager. Dat is reeds eerder gezegd bij de beklagcommissie in een andere zaak en is dan ook gegrond verklaard. Helaas stond daar een kleine financiële tegemoetkoming van € 5,= tegenover, terwijl klager meermalen vanwege de verkeerde insuline buiten bewustzijn is geraakt. Klager is vanwege dit feit intern overgeplaatst. Klager zat beneden, maar is een verdieping hoger geplaatst. Als hij naar beneden wilde, moest hij dat doen met behulp van de lift. De lift werd evenwel niet aan hem beschikbaar gesteld. Hij werd beknot in zijn beweegruimte. Klager kreeg op de bovenverdieping wederom de verkeerde medicatie toegediend, nota bene door dezelfde medewerkers die ook beneden de medicatie toe hadden gediend. De medische dienst had de juiste medicatie voorgeschreven, maar de voorgeschreven medicatie werd niet toegediend. Op iedere afdeling moet de zorg afdoende zijn. Klager mag niet de dupe worden van het niet goed functioneren van het PPC. De directeur heeft de plank misgeslagen met de interne overplaatsing en de interne overplaatsing had niet mogen plaatsvinden. Klager zit thans in het PPC Zwolle. Hij krijgt daar veel betere zorg. Verzocht wordt dan ook om een financiële tegemoetkoming aan klager toe te kennen.

Door en namens klager is het navolgende ten aanzien van de klacht onder d. met klachtnummer SC 2017/357 aangevoerd. Bij de beklagcommissie is een rekeningcourant overhandigd, maar deze zit helaas niet bij de stukken. Daarin staat dat in de periode van 28 augustus 2017 tot en met 1 september 2017 geen loon is uitbetaald. Klager heeft zich in die periode ziek gemeld. Bij een ziekmelding wordt een melding gemaakt door het personeel bij de medische dienst. De medische dienst gaat vervolgens bepalen of iemand ziek is. Er zitten ook weleens gedetineerden tussen die zich ziekmelden, omdat zij niet willen werken. Als klager zich expres heeft ziekgemeld, dan moet daar een rapport van zijn opgemaakt. Klager is dan een werkweigeraar. Dan zou zelfs een disciplinaire straf kunnen volgen. Klager was echter in die periode ziek. De directeur stelt in het verweerschrift het een en ander, maar dat wordt niet door enigerlei schriftelijke stukken bevestigd. Het is niet duidelijk of hetgeen de directeur stelt, ook juist is. De directeur had de rapportages aan het dossier moeten toevoegen waarin klager zich ten onrechte ziek heeft gemeld. De directeur weigert elke vorm van medewerking. Er wordt van alles gesteld, maar het wordt niet onderbouwd.

De directeur heeft schriftelijk te kennen gegeven dat hij zich aansluit bij zijn reactie op het klaagschrift, zoals uiteengezet in het verweerschrift.

3.         De beoordeling

Klacht a. met klachtnummer SC 2017/306

Gelet op het dossier en het verhandelde ter zitting is genoegzaam gebleken dat een bezoek aan de fysiotherapeut noodzakelijk voor klager was vanwege zijn fysieke beperkingen. Aan klager werd niet duidelijk gemaakt wanneer de afspraken met de fysiotherapeut stonden gepland. Onder deze omstandigheden had het personeel meer inspanningen moeten leveren om beter met klager te communiceren over een eventuele afspraak en om de afspraak doorgang te laten vinden. Het verweer van de directeur dat klager aan het slapen was en dat hij niet gewekt kon worden, wordt verworpen, nu niet is gebleken dat het personeel zich voldoende inspanningen heeft getroost om klager wakker te maken. Dat verschillende afspraken niet zijn doorgegaan, kan klager dan ook niet worden verweten. Dat het overgrote deel van de afspraken wel is doorgegaan, maakt dit niet anders. Het beroep is in zoverre gegrond en aan klager zal een financiële tegemoetkoming van € 20,= worden toegekend.

Klacht b. met klachtnummer SC 2017/316

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en aan klager een financiële tegemoetkoming van € 5,= toegekend. Het is een ernstige zaak dat de post bestemd voor klager en afkomstig van zijn advocaat, met daarin zeer gevoelige informatie over (de geschiedenis) van klager, is geopend zonder dat klager daarbij aanwezig was. De door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming – waartoe het beroep zich beperkt – is evenwel in lijn met de standaardbedragen die de beroepscommissie hanteert. Zij ziet geen aanleiding hiervan af te wijken. Het beroep zal dan ook in zoverre ongegrond worden verklaard.

Klacht c. met klachtnummer SC 2017/318

De directeur bepaalt de wijze van onderbrenging van de gedetineerden die overeenkomstig artikel 15 van de Pbw zijn geplaatst in de inrichting of de afdeling met het beheer waarvan hij is belast ingevolge artikel 16, eerste lid, van de Pbw. Op grond van dit artikel is de directeur bevoegd om klager intern over te plaatsen

De directeur heeft niet afdoende gemotiveerd dat een interne overplaatsing noodzakelijk was. De overplaatsing heeft voor klager zeer nadelige gevolgen teweeg gebracht, zoals het wederom verkeerd toedienen van medicatie en het niet ter beschikking stellen van een lift, terwijl klager fysiek beperkt is. De onvoldoende gemotiveerde beslissing van de directeur klager over te plaatsen naar een andere afdeling moet dan ook als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve in zoverre gegrond worden verklaard. De beroepscommissie bepaalt voorts dat aan klager een financiële tegemoetkoming van € 10,= zal worden toegekend.

Klacht d. met klachtnummer SC 2017/357

Onduidelijkheid bestaat over de vraag of klager zich in de periode van 28 augustus 2017 tot en met 1 september 2017 heeft ziekgemeld. In het dossier bevinden zich geen stukken die de stelling onderbouwen of ontkrachten. De beroepscommissie acht het echter niet onaannemelijk dat klager zich heeft ziekgemeld. De directeur had dan ook aan de hand van relevante stukken moeten aantonen of klager zich in de vorenbedoelde periode al dan niet ziek heeft gemeld. Nu dat niet gecontroleerd kan worden, zal het beroep van klager in zoverre gegrond worden verklaard. De beroepscommissie bepaalt voorts dat aan klager het niet uitbetaalde loon in de periode van 28 augustus 2017 tot en met 1 september 2017 alsnog aan klager moet worden uitbetaald.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep onder b ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden. De beroepscommissie verklaart het beroep onder a, c en d gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij bepaalt dat aan klager ten aanzien van klacht a. een tegemoetkoming toekomt van € 20,=.

Zij bepaalt dat aan klager ten aanzien van klacht c. een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

Zij bepaalt dat aan klager ten aanzien van klacht d. het niet uitbetaalde loon in de periode van 28 augustus 2017 tot en met 1 september 2017 alsnog aan klager wordt uitbetaald.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. drs. J.P. Meesters, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 18 juni 2018.

               

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven