nummer: 17/3890/GA
betreft: [klager] datum: 11 mei 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 13 november 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Roermond. alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 11 mei 2018, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, is gehoord klagers raadsman mr. M.M.J.P. Penners. Klager deed afstand van zijn recht te verschijnen. De directeur heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
Als toehoorder was ter zitting aanwezig de heer mr. dr. J. de Lange, lid van de afdeling Rechtspraak van de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Klager beklaagt zich over onjuiste leveringen van de winkel via winkel In-made (R-2017-000281).
De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager kreeg niet zijn volledige bestelling geleverd. Vijf artikelen waren niet leverbaar. Dat was iedere week het geval. De niet geleverde producten betreffen in ieder geval blikjes fris. Voor klager is het niet leveren van die producten extra belastend, omdat hij diabetes patiënt is.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt. Het beklag is niet in tijd bepaald of specifiek te identificeren met een door of namens de directeur genomen beslissing, nu het klaagschrift niet de beslissing vermeldt waarover wordt geklaagd. Sinds 1 juli 2017 wordt gewerkt met een landelijk winkelsysteem. Gedetineerden en medewerkers moeten daaraan wennen. Dat levert problemen op. Producten worden niet of minder goed bezorgd. DJI doet er alles aan om het zo goed mogelijk te doen. De directie doet er ook alles aan om eventuele (opstart) problemen met de winkel op te lossen. Het veroorzaakte ongemak wordt erkend en de directie doet alles wat in haar vermogen licht om het ongemak voor de gedetineerden zo klein en kortdurend mogelijk te maken. Fouten in de geleverde bestelling kunnen conform de winkelprocedure bij het personeel gemeld worden, waarna retournering van de artikelen of crediteren c.q. correctie van het aankoopbedrag in overleg met de winkelier tot de mogelijkheden behoort.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 44, vijfde lid van de Pbw draagt de directeur de zorg voor regels omtrent de aankoop door gedetineerden van andere gebruiksartikelen dan die door de directeur ter beschikking worden gesteld. Uit de rechtspraak van de beroepscommissie blijkt dat de directeur er zorg voor dient te dragen dat leveringen vanuit de inrichtingswinkel op adequate wijze door zijn personeel worden uitgevoerd. Uit de uitspraak van de beroepscommissie RSJ 26 maart 2018, 17/2842/GA volgt verder dat de zorgplicht van de directeur ook met betrekking tot het landelijk systeem zo ver draagt dat over het niet of niet goed uitvoeren van leveringen vanuit de landelijke winkel kan worden geklaagd, zoals bedoeld in artikel 60, eerste lid van de Pbw. Klager wordt dan ook alsnog ontvangen in zijn beklag.
Voor wat betreft de inhoud van het beklag is de beroepscommissie het volgende van oordeel. De directeur dient zich voldoende in te spannen om aan zijn zorgplicht te voldoen en eventuele schade op een adequate wijze te herstellen. De directeur heeft uitgelegd dat dat gebeurt. Klager geeft enkel aan dat niet al zijn spullen zijn geleverd. Hij heeft zijn beklag echter met onvoldoende feitelijke gegevens onderbouwd, zodat niet vast te stellen is of en in welke mate de directeur is tekortgeschoten in zijn zorgplicht dan wel in het herstellen van de schade.
Gelet op voorgaande zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter vernietigen, klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag, maar het beklag ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en mr. M.J. Stolwerk, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Dekker, secretaris, op 11 juni 2018
secretaris voorzitter