nummer: 17/3863/TA
betreft: [klager] datum: 2 juli 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van [naam klager], verder te noemen klager, gericht tegen een op 16 november 2017 genomen beslissing van het hoofd van FPC de Oostvaarderskliniek te Almere, verder te noemen de inrichting, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. D. Gürses om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
Het hoofd van de inrichting heeft op 16 november 2017 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 16b, aanhef en onder a, van de Bvt (verder a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het standpunt als volgt toegelicht.
Het is niet juist dat er geen sprake is geweest van tenuitvoerlegging van het traject van a-dwangbehandeling. Het dwangtraject is onrechtmatig opgestart en deels ten uitvoer gelegd door klager te separeren, te isoleren en een vergaande vrijheidsontnemende maatregel toe te passen. Het wekt verbazing bij klager dat de directeur geen inhoudelijke reactie heeft gegeven op het beroep. Naar de mening van klager stelt de directeur zich te formalistisch op, terwijl de kwetsbare positie van klager volledig genegeerd wordt. Klager is van mening dat er vormvoorschriften geschonden zijn bij de beslissing om over te gaan tot toepassing van dwangmedicatie. Immers, klager heeft geen schriftelijke motivering ontvangen van de beslissing en aan hem is geen behandelplan uitgereikt. Ook is niet voldaan aan het vereiste van dreigend gevaar en de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft er uiteindelijk voor gekozen om zijn medicatie op vrijwillige basis in te nemen. Het traject van a-dwangbehandeling is daarmee beëindigd, nog voordat er toediening van medicatie onder dwang heeft plaatsgevonden. Omdat er geen sprake is van tenuitvoerlegging van de beslissing moet het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.
3. De beoordeling
De beroepscommissie heeft het ingediende beklag, gericht aan de Commissie van Toezicht bij de Oostvaarderskliniek als beroep in behandeling genomen, omdat tegen een definitieve beslissing tot a-dwangbehandeling rechtstreeks beroep openstaat. Namens klager is aangegeven dat klager het beroep mondeling wenst toe te lichten. De beroepscommissie acht zich op basis van de stukken voldoende voorgelicht om tot een beslissing op het beroep te komen en wijst dat verzoek af.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de tenuitvoerlegging van de a-dwangbehandeling is aangevangen op het moment dat klager vrijheidsbenemende maatregelen opgelegd heeft gekregen. De beroepscommissie is van oordeel dat de raadsman in dat standpunt niet kan worden gevolgd. De beroepscommissie wijst in dat verband op de memorie van toelichting bij de Wijziging van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, de Penitentiaire beginselenwet en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen in verband met de verruiming van de mogelijkheid onvrijwillige geneeskundige behandeling te verrichten (Kamerstukken II, 2009-2010, 32 337, nr. 3), waarin staat vermeld dat het gedogen van een geneeskundige handeling in de beginselenwetten beperkt is tot geneeskundige handelingen, die in de regel beperkt zijn tot een medicamenteuze interventie. Middelen als bijvoorbeeld separatie en fixatie, die ook therapeutisch kunnen worden ingezet, zijn in de beginselenwetten afzonderlijk geregeld en zijn afzonderlijk vatbaar voor beklag.
Niet betwist is dat klager, alvorens de medicatie naar aanleiding van de genomen beslissing op onvrijwillige basis zou worden toegediend, heeft besloten de medicatie vrijwillig in te nemen. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan worden geconcludeerd dat geen sprake is van een tenuitvoerlegging van de beslissing tot
a-dwangbehandeling. Gelet op voormelde conclusie, moet het ervoor worden gehouden dat klager geen belang meer heeft bij de behandeling van het onderhavige beroep. Klager moet om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard in het beroep.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Simpelaar, secretaris, op 2 juli 2018
secretaris voorzitter