Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3691/GA, 5 juni 2018, beroep
Uitspraakdatum:05-06-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

nummer:          17/3691/GA

betreft: [klager]      datum: 5 juni 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. van ‘t Land, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i) Middelburg van 23 oktober 2017, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de afwijzing d.d. 7 september 2017 van een verzoek tot bezoek zonder toezicht (BZT) (MB 2017-000186).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De beklagcommissie is niet of onvoldoende ingegaan op de namens klager aangevoerde gronden. Klager is in zijn belangen getroffen doordat hij voorafgaand aan de bestreden beslissing niet is gehoord. De directeur heeft ook niet gemotiveerd om welke reden doorslaggevende betekenis is toegekend aan het negatieve advies van het Openbaar Ministerie in het kader van een strafrechtelijk onderzoeksbelang dat namens klager uitdrukkelijk wordt betwist.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, anders dan het desgevraagd toezenden van de bestreden beslissing, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

In de bestreden beslissing en in de nadere toelichting heeft de directeur uitsluitend vermeld dat het BZT wordt afgewezen omdat het Openbaar Ministerie een negatief advies heeft afgegeven, omdat er nog een onderzoek liep in een strafzaak waarin klager verdachte was. De directeur geeft niet aan in welk opzicht dit feit betekent dat een belang van voorkoming of opsporing van strafbare feiten of anderszins zich zou verzetten tegen het BZT en weegt het belang van de strafzaak ook niet af tegen belangen van klager bij het wel doorgang vinden van het BZT. Van een voldoende individuele belangenafweging ten tijde van de bestreden beslissing is niet gebleken.

De beroepscommissie zal het beroep dan ook gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij acht een tegemoetkoming passend en geboden en zal deze toekennen in de vorm van een extra BZT indien klager ten tijde van deze uitspraak nog in de p.i. verblijft, en anders in de vorm van een geldbedrag van € 25,=.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt in de vorm van een extra BZT indien klager ten tijde van deze uitspraak nog in de p.i. Middelburg verblijft, en anders in de vorm van een geldbedrag van € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van

mr. J. Warntjes, secretaris, op 5 juni 2018.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven