Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3689/GA, 9 mei 2018, beroep
Uitspraakdatum:09-05-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          17/3689/GA

betreft: […]      datum: 9 mei 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.J.M. Bommer, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 3 oktober 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting Almelo, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 maart 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is gehoord de raadsman van klager mr. A.J.M. Bommer. Klager en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft een opgelegde ordemaatregel van 3 dagen afzondering in een afzonderingscel, omdat klager tijdens de controle iets in zijn mond stopte en daarmee de schijn wekte iets – waarschijnlijk contrabande – te willen wegstoppen (KA-2017-000165).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. De raadsman heeft een pro-forma klaagschrift ingediend en kreeg daarop een ontvangstbevestiging van de beklagcommissie waarin stond dat er gelegenheid zou zijn om de klachten mondeling ter zitting toe te lichten. De raadsman en klager hebben hieruit redelijkerwijs mogen afleiden dat redenen van het beklag mondeling op de zitting naar voren gebracht kunnen worden. Daarom zijn er geen nadere schriftelijke gronden aangevoerd. Ter zitting van de beklagcommissie werd het woord door klager en zijn raadsman volledig gevoerd en zij kregen daar ook alle ruimte voor. Er werd niets gezegd door de beklagcommissie over het feit dat er geen schriftelijke gronden waren aangevoerd en dat het ontbreken hiervan zou leiden tot niet-ontvankelijkheid van het beklag. De gang van zaken is zeer spijtig. Het is onterecht dat klager niet-ontvankelijk is verklaard in het namens hem ingediende beklag.

Op de zitting van de beklagcommissie heeft klager duidelijk uiteengezet dat hij niets in zijn mond dan wel lichaamsholte heeft willen stoppen of heeft gestopt. Klager ontkent ter stelligste. Zowel uit de ingestelde cel inspectie als uit het gegeven dat klager op de zeef is gezet, is niet gebleken dat klager contrabande bij zich had of had ingeslikt. Dit gegeven had ten minste reden moeten zijn om aan het opgemaakte verslag te twijfelen. Verzocht wordt dan ook om het beroep gegrond te verklaren en aan klager een financiële compensatie toe te kennen.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

De beroepscommissie stelt op basis van het dossier het navolgende vast. In de schriftelijke mededeling van de opgelegde ordemaatregel staat dat de ordemaatregel is ingegaan op 13 juli 2017. De schriftelijke mededeling dateert van 14 juli 2017 en is ook op die dag door de directeur ondertekend. Gelet hierop is de ordemaatregel met terugwerkende kracht opgelegd. Volgens vaste jurisprudentie van de RSJ kan een ordemaatregel op grond van de Pbw niet met terugwerkende kracht worden opgelegd (vgl. RSJ 9 november 2005 05/1345/GA). Reeds om die reden zal het beroep gegrond worden verklaard. Verder zal de beroepscommissie bepalen dat aan klager een financiële tegemoetkoming zal worden toegekend.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 7,50.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. M.J. Selnick Marzullo en prof. dr. F. Boer, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 9 mei 2018.

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven