nummer: 17/3328/GA
betreft: [klager] datum: 19 juni 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. B.J. de Pree, namens […], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 12 september 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almelo, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van 14 dagen wegens een vermoedelijke ontsnappingspoging, welke ordemaatregel extern ten uitvoer werd gelegd op de afzonderingsafdeling van de p.i. Vught (KA-2017-42).
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager verzoekt hem alsnog ontvankelijk te verklaren in het beklag en het beklag gegrond te verklaren. De beschuldiging van een vermeende gijzelingsactie is onterecht, derhalve zijn de toegepaste maatregel tevens onrechtmatig. De uitlatingen waren verklaarbaar gelet op de heftigheid van de gebeurtenissen. Tevens heeft hij niets te maken met het aantreffen van een telefoon op de cel van een medegedetineerde. Hij heeft geen invloed gehad op de aanwezigheid van graafmachines buiten de inrichting, waarmee hij volgens de directeur zou willen ontvluchten.
De directeur heeft in beroep volhard in het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt.
3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat de beklagrechter het beklag kennelijk aldus heeft verstaan dat het is gericht tegen klagers overplaatsing naar de p.i. Vught, zijnde een beslissing van de selectiefunctionaris. Het beklag is echter gericht tegen de ordemaatregel van afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, welke ordemaatregel extern ten uitvoer is gelegd. Klager zal dan ook (alsnog) ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag.
Wat de externe tenuitvoerlegging betreft heeft de directeur, overeenkomstig het bepaalde in artikel 25, eerste lid, van de Pbw gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid om – in overeenstemming met de selectiefunctionaris – de tenuitvoerlegging van de onderhavige ordemaatregel in een andere inrichting te laten plaatsvinden. De directeur is tot het bestreden besluit gekomen omdat klager zich tijdens zijn overplaatsing naar een andere afzonderingscel hevig heeft verzet en daarbij ernstige bedreigingen heeft geuit richting het personeel. Klager verbleef op dat moment reeds in de afzondering wegens een melding van het meldpunt GRIP dat klager van plan was middels een gijzeling te willen ontsnappen. De onderhavige beslissing van de directeur kan derhalve naar het oordeel van de beroepscommissie, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk worden geacht. De uitspraak van de beklagrechter wordt derhalve vernietigd en het beklag alsnog ongegrond verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 19 juni 2018.
secretaris voorzitter