Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3992/GB, 17 juli 2018, beroep
Uitspraakdatum:17-07-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         17/3992/GB

Betreft:            [klager]            datum: 17 juli 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 27 november 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Haaglanden ongegrond verklaard.

 

2.         De feiten

Klager is sedert 16 augustus 2009 gedetineerd. Hij verbleef in de p.i. Groot Alphen te Alphen aan den Rijn. Op 28 september 2017 is hij overgeplaatst naar het PPC van de p.i. Haaglanden, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt. Klager verblijft thans in het Justitieel Complex Zaanstad.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Op 14 augustus 2017 is klager voor een periode van zes maanden geplaatst in Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) De Kijvelanden te Portugaal voor diagnostiek, op grond van het bepaalde in artikel 15, vijfde lid, van de Pbw. Bij terugkomst van klager in de p.i. Groot Alphen werd een teruggang geconstateerd.

Als gevolg hiervan is klager geplaatst in het PPC van de p.i. Haaglanden. Op grond van de diagnostiek van FPC De Kijvelanden zou een behandeling moeten plaatsvinden. Kennelijk is de p.i. Groot Alphen er vanuit gegaan dat klager een te lang strafrestant heeft om opnieuw in de FPC De Kijvelanden geplaatst te kunnen worden. Volgens de selectiefunctionaris heeft plaatsing in een kliniek weinig zin, omdat er geen duidelijk doel is gelet op het lange strafrestant van klager. Een plaatsing op grond van artikel 15, vijfde lid, van de Pbw is niet in tijd en tot een bepaalde doelgroep gedetineerden beperkt. Volgens klager is wel sprake van een duidelijk doel, namelijk het ondergaan van de geïndiceerde behandeling die het resultaat is van de diagnostiek in FPC De Kijvelanden. Voorts wordt op geen enkele wijze duidelijk gemaakt dat voor hem binnen een relevante termijn sprake zou moeten zijn van het verlenen van vrijheden in het kader van een behandeling. Hij stelt dat dit dan ook geen argument kan zijn om de door hem gewenste plaatsing in FPC De Kijvelanden niet te laten plaatsvinden. Voorts voert klager aan dat hij zich gedurende zijn verblijf het PPC onheus bejegend voelt en dat feitelijk geen behandeling plaatsvindt. Hij verzoekt het beroep gegrond te verklaren.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Op grond van het bepaalde in artikel 20c van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) is klager geplaatst in het PPC van de p.i. Haaglanden. Eerder is klager tijdelijk geplaatst in FPC De Kijvelanden voor diagnostiek. Op basis van deze uitkomsten heeft het Nederlandse Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) een indicatiestelling afgegeven voor forensische zorg. Uit het selectieadvies van de p.i. Groot Alphen volgt dat klager behandeling wenst te ondergaan en bij voorkeur in FPC De Kijvelanden. Voorts volgt uit het selectieadvies dat het Openbaar Ministerie (OM) een negatief advies heeft uitgebracht voor plaatsing op grond van artikel 15, vijfde lid, van de Pbw, omdat dit de door het Hof opgelegde gevangenisstraf van 19 jaren zou ondermijnen. Een regime zonder vrijheden is noodzakelijk volgens het OM, gelet op het risico op eerwraak. De Regeling  is gewijzigd op het punt met betrekking tot artikel 15, vijfde lid, van de Pbw, in verband met het creëren van het PPC voor gedetineerden die forensische zorg behoeven. Deze fungeren naast de bestaande inrichtingen of afdelingen voor bijzondere opvang van deze groep gedetineerden. Uit de indicatiestelling van klager volgt dat het geïndiceerde beveiligingsniveau hoog of zeer hoog is. Op basis van het delict waarvoor klager is veroordeeld, en het advies van het OM ligt een plaatsing op grond van artikel 15, vijfde lid, van de Pbw thans niet in de rede. Klager kan de nodig geachte behandeling ondergaan in het PPC. Dat klager deze behandeling zelf weigert, tenzij deze plaatsvindt in een FPC, maakt de noodzaak van de plaatsing in het PPC niet anders. Het is immers niet aan klager te bepalen waar hij de benodigde behandeling zal ondergaan. Mocht tijdens het verblijf in het PPC de indicatiestelling komen te vervallen, dan zal een verzoek gedaan worden klager terug te plaatsen in een p.i.

De selectiefunctionaris stelt dat de bestreden beslissing in alle redelijkheid is genomen.

 

4.         De beoordeling

4.1.      Hoewel klager inmiddels vanuit het PPC van de p.i. Haaglanden naar de gevangenis van het Justitieel Complex Zaanstad is overgeplaatst, zal de beroepscommissie het beroep inhoudelijk beoordelen, nu namens klager is verzocht om een behandeling, op grond van het bepaalde in artikel 15, vijfde lid, van de Pbw.

4.2.      De beroepscommissie stelt voorop dat het met het oog op het belang van een goede rechtspleging geboden is gedetineerden hun detentie op de juiste, specifiek voor hen bestemde plaats te laten ondergaan. Dit uitgangspunt geldt eens te meer, als de gedetineerde forensisch psychiatrische zorg of begeleiding behoeft.

4.3.      In artikel 20c van de Regeling wordt bepaald dat in een PPC gedetineerden kunnen worden geplaatst ten aanzien van wie: “a. in verband met een psychiatrische stoornis, een persoonlijkheidsstoornis, psychosociale problematiek, verslavingsproblematiek of een verstandelijke beperking, forensische zorg is geïndiceerd; b. in verband met de vraag of forensische zorg is geïndiceerd, nadere observatie is vereist.” In de toelichting op deze bepaling is aangegeven dat de PPC’s worden aangewezen als huis van bewaring en als gevangenis (op grond van artikel 9 van de Pbw) bestemd voor de onderbrenging van gedetineerden die een bijzondere opvang behoeven (op grond van artikel 14 van de Pbw). 

4.4.      Na het verblijf van klager in FPC De Kijvelanden heeft het NIFP een indicatiestelling opgesteld. Uit diagnostiek is naar voren gekomen dat voor klager een traumabehandeling geïndiceerd is. Uit het selectieadvies van de directeur van de p.i. Groot Alphen van 27 september 2017 volgt dat klager met een hoog verwachtingspatroon is teruggekeerd in de p.i. na zijn verblijf in FPC De Kijvelanden. Voorts volgt daaruit dat zijn psychische toestand verslechterde. De psycholoog heeft hem vervolgens aangemeld voor een PPC om te voorkomen dat de situatie in de p.i. escaleert.

4.5.      De raadsman doet een beroep op plaatsing op grond van het bepaalde in artikel 15, vijfde lid, van de Pbw, waarin is opgenomen dat de selectiefunctionaris in geval van gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens van een gedetineerde kan bepalen dat deze naar een psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in artikel 1, onder h, van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen wordt overgebracht om daar zolang dat noodzakelijk is te worden verpleegd. Een dergelijk geval doet zich hier niet voor.

4.6.      Aan klagers plaatsing in het PPC van de p.i. Haaglanden lag een indicatiestelling van het NIFP ten grondslag. Dit wordt verder ondersteund door het selectieadvies van de directeur van de p.i. Groot Alphen. Om die reden acht de beroepscommissie de beslissing van de selectiefunctionaris om klager voor plaatsing in het PPC van de p.i. Haaglanden te selecteren, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 17 juli 2018.

 

 

 

 

 

 

secretaris                                                        voorzitter

 

Naar boven