nummer: 17/2940/JA, 17/2941/JA en 17/2320/JA
betreft: [klager] datum: 25 juni 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.J.A. Beukers-Bouten, namens [naam klager], geboren op […] 1998, verder te noemen klager,
gericht tegen een drietal uitspraken van 26 juni 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Het Keerpunt te Cadier en Keer, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 20 maart 2018, gehouden in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht, is de raadsvrouw mr. M.J.A. Beukers-Bouten gehoord.
Voor klagers vervoer naar de zitting is zorg gedragen, maar hij heeft afstand van horen gedaan.
De directeur van de j.j.i. Het Keerpunt heeft laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. het alleen verblijven op de leefgroep op 5 januari 2017 (J2017/026),
b. het alleen verblijven op de leefgroep op 6 januari 2017 (J2017/028) en
c. het alleen verblijven op de leefgroep op 8 januari 2017 (J2017/008).
De beklagrechter heeft het beklag in alle drie de gevallen materieel ongegrond en formeel gegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op drie verschillende data heeft klager onterecht ‘alleen gedraaid’. Op grond van artikel 23, derde lid Bjj is klager met een doseerprogramma gestart. Klager stelt in dat kader niet conform artikel 61, tweede lid Bjj te zijn gehoord. Er is geen aantekening van het horen en evenmin heeft klager een beschikking ontvangen. Bovendien blijkt niet wie de beslissing heeft genomen en kan geen antwoord worden gegeven op de vraag of diegene bevoegd was tot het nemen van de beslissing. Klager heeft niet begrepen waarom hij alleen moest draaien. Gelet hierop moet het beroep vanwege vormverzuim gegrond worden verklaard.
Gezien de door de inrichting gegeven reden voor toepassen van het doseerprogramma, is het opgestart met een algemeen doel - stabiliteit op de groep - maar niet met een individueel doel noodzakelijk voor de geestelijke ontwikkeling van klager of de uitvoering van zijn perspectiefplan, zoals artikel 23 Bjj vereist. Uit het verweerschrift blijkt niet wat het belang van klager bij de maatregel is. De beklagrechter vult dat in, maar niet op basis van de beschikbare stukken. Uit de stukken blijkt ook niet dat het gedrag van klager heeft geleid tot het opgelegde doseerprogramma. Klager verzoekt financiële compensatie van
€ 10,= per dag, conform de standaard bedragen tegemoetkomingen.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep schriftelijk toegelicht, in die zin dat kenbaar is gemaakt dat gepersisteerd wordt bij het verweer dat in beklag is gevoerd.
3. De beoordeling
Artikel 23, derde lid Bjj bepaalt dat de directeur de jeugdige gedurende ten hoogste een week kan uitsluiten van verblijf in de groep of kan beperken in de deelname aan gemeenschappelijke activiteiten, indien dit noodzakelijk is in het belang van:
a. zijn geestelijke of lichamelijke ontwikkeling;
b. de uitvoering van het hem betreffende perspectiefplan.
Ingevolge artikel 4, onder d, Bjj is de beslissing van uitsluiting van verblijf in de groep, bedoeld in artikel 23, derde lid, Bjj voorbehouden aan de directeur.
In artikel 23, vijfde lid Bjj wordt de directeur opgedragen van de oplegging van de maatregel tot uitsluiting als bedoeld in het eerste en derde lid, en de verlenging als bedoeld in het tweede en vierde lid, aantekening te houden in het register.
In beklag is door de inrichting - onder meer - aangegeven dat klager op de Individuele Trajectafdeling (ITA) verblijft en dat hij daar net als de andere vijf jongeren die daar verblijven is geplaatst wegens ernstige incidenten op een reguliere afdeling. Naast de ITA in Het Keerpunt en de ITA in Den Hey-Acker zijn er binnen de j.j.i.’s geen andere groepen waar deze jongeren kunnen verblijven. In november 2016 hebben zich op beide locaties ernstige (gewelds)incidenten voorgedaan. Het bleek essentieel te kiezen voor stabiliteit op de afdeling. Gevolg was dat bepaalde combinaties van jongeren niet mogelijk waren, aangezien het gedrag van deze jongeren gecombineerd draaien niet toestond. In overleg met de gedragsdeskundige is een doseerprogramma gestart; klager zou - net als de andere jongeren op de afdeling - niet gemengd draaien, maar individueel. Het programma hield in dat de jongere uren aangeboden kreeg om mee te draaien, om verder te komen in zijn opbouw, ten behoeve van zijn behandelplan. Wekelijks heeft met de gedragswetenschapper en het afdelingshoofd overleg plaatsgevonden of het doseerprogramma gehandhaafd zou worden en/of welke aanpassingen in het programma zouden worden gemaakt. De opbouw en het gedrag van klager heeft ertoe geleid dat klager alleen heeft moeten draaien.
Voor zover de klager aangeeft dat de formele vereisten niet in acht zijn genomen, geldt dat de beklagrechter zijn klacht reeds op die gronden formeel gegrond heeft verklaard zodat dit in beroep niet meer aan de orde is.
Klager betwist niet dat sprake is geweest van een doseerprogramma. Het is de beroepscommissie vanuit beroepszaken ambtshalve bekend dat aan alle destijds op de ITA van de inrichting verblijvende jeugdigen naar aanleiding van geweldsincidenten in november 2016 een doseerprogramma is opgelegd en dat dit is verlengd, omdat het met het oog op de stabiliteit van de ITA-afdeling niet mogelijk was hen gecombineerd op de groep te laten verblijven dan wel aan activiteiten te laten deelnemen. In dat programma zijn uren aangeboden die de jeugdigen moesten draaien om ter uitvoering van het perspectiefplan via een geleidelijke opbouw en positief gedrag naar gecombineerd draaien met een of meer jongens van de ITA te kunnen komen. Telkens is daarbij per jeugdige ingeschat of hij geschikt was om in combinatie met een of meer andere jongeren op de groep kon verblijven en aan blokken kon deelnemen. Anders dan klager stelt, kan het opleggen en verlengen van een doseerprogramma naast een collectief belang ook een individueel doel dienen en was dit hier ook het geval. Wekelijks hebben de gedragswetenschapper en het afdelingshoofd het gedrag van klager beoordeeld en was het gedrag van klager op bovenstaande tijdstippen nog niet zodanig verbeterd dat het doseerprogramma kon worden beëindigd. De beroepscommissie kan in het licht van het bovenstaande dan ook tot geen ander oordeel komen dan dat het niet onredelijk of onbillijk is te achten dat klager op 5, 6 en 8 januari 2017 alleen heeft moeten draaien binnen het verlengde doseerprogramma. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
Voor zover klager heeft bedoeld dat hem vanwege vormverzuim wel een tegemoetkoming had moeten worden toegekend, wordt het volgende overwogen. Evenals de beklagrechter acht de beroepscommissie een tegemoetkoming vanwege vormverzuim niet aan de orde, nu klager in verband met een eerdere klacht ziend op dezelfde week als waarin de onderhavige klachten spelen en waarbij hem het horen en de schriftelijke mededeling eveneens onthouden zijn, al een tegemoetkoming ontvangen heeft.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, drs. H. Heddema en drs. W.A.Th. Bos, leden, bijgestaan door mr. M. Simpelaar, secretaris, op 25 juni 2018
secretaris voorzitter