nummer: 17/2095/GA
betreft: [klager] datum: 29 mei 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 26 juni 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. R.A. Bruinsma, om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van uitsluiting van deelname aan een of meer bepaalde activiteiten, te weten deelname aan arbeid, voor de duur van twee dagen wegens roken tijdens de arbeid op plaatsen waar dit niet is toegestaan (VU-2017-1046).
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Zowel klager als de directeur heeft in beroep volhard in het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt.
3. De beoordeling
Naar aanleiding van het schriftelijk verslag van 30 mei 2017 is klager, na door hem te zijn gehoord, door het afdelingshoofd een disciplinaire straf van twee dagen uitsluiting van deelname aan arbeid opgelegd.
De beroepscommissie overweegt als volgt.
Op grond van artikel 5, vierde lid, onder h, van de Pbw is de beslissing tot het opleggen van een disciplinaire straf, waaronder de uitsluiting van deelname aan activiteiten ex artikel 51, eerste lid, onder c, van de Pbw, voorbehouden aan de directeur. Het afdelingshoofd was daartoe dus onbevoegd. De beslissing is derhalve genomen in strijd met de wet. Dat sprake zou zijn van een schikking tussen het afdelingshoofd en klager - hetgeen overigens niet blijkt uit de disciplinaire straf, nu hooguit blijkt van instemming van klager met de door het afdelingshoofd opgelegde disciplinaire straf, en, gelet op zijn ondertekening, de instemming daarmee van de (plaatsvervangend) vestigingsdirecteur - maakt dit niet anders.
Gelet op het voorgaande verklaart de beroepscommissie het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op €5,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van €5,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 29 mei 2018.
secretaris voorzitter