Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-44, 19 juli 2018, beroep
Uitspraakdatum:19-07-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-44

betreft: [klager]            datum: 19 juli 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. M.C. Pedrotti, namens[…], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 22 januari 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,  alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 juni 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. N. Hendriksen, en mevrouw […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Ter Apel.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

                  

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft het niet ontvangen van goederen, hoewel klager wel voldoende saldo had (TA-2017-396).

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Klager had ontvankelijk verklaard moeten worden in zijn beklag, omdat de directeur wel degelijk maatregelen had kunnen treffen ten aanzien van de saldolijsten. De registratie van de rekening-courant vindt immers plaats in de inrichting. Die informatie wordt verstuurd naar In-Made. De directeur dient ervoor zorg te dragen dat In-Made over actuele informatie beschikt. Het is begrijpelijk dat het enkele dagen duurt, voordat een bedrag op de rekening staat. Nu gaat het echter om weken, met als gevolg dat geen boodschappen besteld konden worden, hoewel klager over voldoende saldo beschikte.

De directeur heeft haar standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt toegelicht.

Sinds vorig jaar is Dienst Justitiële Inrichtingen overgestapt naar een nieuw, landelijk winkelsysteem. De winkelbestellingen worden sindsdien geleverd door de p.i. Almelo. In het begin waren er voornamelijk problemen rondom de levering van de juiste producten. De problemen met de rekening-courantoverzichten zijn pas een tijd na de invoering van het nieuwe winkelsysteem ontstaan. Er zijn wel degelijk acties ondernomen om het probleem op te lossen. Deze hebben echter niet meteen tot het gewenste resultaat geleid. Er is geen sprake van een beslissing door of namens de directeur genomen, nu sprake is van een landelijk probleem. De directeur is haar plicht nagekomen door invloed en druk uit te oefenen, maar het heeft lang geduurd, voordat het winkelproces, en daarmee het probleem rondom de rekening-couranten, op orde was.

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 44, vijfde lid, van de Pbw, draagt de directeur zorg voor regels over de aankoop door gedetineerden van andere gebruiksartikelen dan degene die de directeur ter beschikking stelt. Op grond van de huisregels van de p.i. Ter Apel kan een gedetineerde eenmaal per week gebruiksartikelen aankopen tot een bedrag van € 50,=, mits voldoende saldo op de rekening-courant staat. Iedere gedetineerde krijgt iedere week een bestellijst waarop alle artikelen vermeld staan die gekocht kunnen worden. De artikelen worden eenmaal per week verstrekt en worden geleverd voor zover het saldo dit toelaat.

De beroepscommissie heeft eerder geoordeeld dat de directeur onder meer op grond van voornoemde bepaling van de Pbw ervoor zorg draagt dat leveringen vanuit de inrichtingswinkel op adequate wijze door het personeel van de winkel worden uitgevoerd (vgl. RSJ 8 augustus 2017, 17/0382/GA). Onder adequaat verstaat de beroepscommissie ook tijdig leveren. De omstandigheid dat de directeur bij schriftelijke overeenkomst de afhandeling van de aankoop door gedetineerden van gebruiksartikelen heeft uitbesteed aan de landelijke winkel, doet aan voornoemde zorgplicht niet af. Over het niet of niet goed uitvoeren van leveringen vanuit de landelijke winkel kan daarom overeenkomstig artikel 60, eerste lid, van de Pbw worden geklaagd bij de beklagrechter (vgl. RSJ 26 maart 2018, 17/2842/GA). Onder deze zorgplicht valt tevens het onder de aandacht brengen van (structurele) problemen met betrekking tot saldolijsten, nu men voor tijdige en adequate leveringen afhankelijk is van actuele saldolijsten. Gelet hierop zal de uitspraak van de beklagrechter worden vernietigd en zal klager alsnog ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag.  

Klager heeft aangevoerd dat er structurele problemen waren met betrekking tot de actualiteit van de winkellijsten. De directeur heeft dit erkend. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat het probleem met betrekking tot de saldolijsten bij de directeur onder de aandacht was. Na de constatering daarvan heeft de directeur meermaals contact opgenomen met In-Made om het probleem onder de aandacht te brengen. Niet kan worden vastgesteld dat de directeur onvoldoende maatregelen heeft getroffen ten aanzien van het onder de aandacht brengen van structurele problemen met betrekking tot de saldolijsten. Derhalve kan niet worden vastgesteld dat zij onvoldoende invulling heeft gegeven aan haar zorgplicht. Het beklag wordt – gelet op het voorgaande – alsnog ongegrond verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. drs. J.P. Meesters en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 19 juli 2018.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven