Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-212, 10 juli 2018, beroep
Uitspraakdatum:10-07-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-212

Betreft:            […]      datum: 10 juli 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.W.M. Hopmans, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een (fictieve) weigering van de selectiefunctionaris om een beslissing te nemen, alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft geen beslissing genomen op het door klager ingediende verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.).

2.         De feiten

Klager is sedert 24 juli 2017 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught. Op 15 februari 2018 is hij geplaatst in de z.b.b.i. van de locatie Ter Peel. Vanuit deze inrichting is hij geselecteerd voor deelname aan een p.p. Op 30 mei 2018 is het programma aangevangen en is klager administratief ondergebracht bij de Extramurale Detentie (EMD) van de p.i. Arnhem.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep – kort weergegeven – als volgt toegelicht. Klagers z.b.b.i.-datum stond gepland op 25 januari 2018. Op 23 januari 2018 bleek dat de selectiefunctionaris nog geen verzoek had ontvangen. De raadsvrouw heeft toen een verzoek ingediend en een termijn van twee weken gesteld. Ten tijde van het indienden van het beroepschrift, op 7 februari 2018, had de selectiefunctionaris nog geen beslissing genomen. Klager heeft het personeel van de inrichting meermaals verzocht een verzoek tot start van zijn detentiefasering in te dienen. Een stapeltraject had zelfs al op 29 november 2017 kunnen aanvangen. Klager voldeed aan de eisen voor plaatsing in een z.b.b.i. Verzocht wordt om een tegemoetkoming.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek – kort weergegeven – als volgt toegelicht. Klager is bij beslissing van 14 februari 2014 geplaatst in de z.b.b.i. van de locatie Ter Peel. Dat klager diverse verzoeken bij de inrichting heeft gedaan, is niet onderbouwd. Klagers raadsvrouw had zich ook tot de inrichting kunnen wenden. De termijn van twee weken is niet in overeenstemming met de beslistermijn ex artikel 18, derde lid, van de Pbw.

4.         De beoordeling

4.1.      Klager is bij beslissing van 14 februari 2018 in de z.b.b.i. van de locatie Ter Peel geplaatst. In beginsel zou klager daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep, omdat daarmee het belang aan zijn beroep is komen te ontvallen. Nu in beroep echter is verzocht hem een tegemoetkoming toe te kennen, zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.

4.2.      In beroep wordt de facto slechts geklaagd over de termijn die is verlopen, voordat de selectiefunctionaris de beslissing op klagers verzoek had genomen. Het is wenselijk dat zo voortvarend mogelijk op een dergelijke aanvraag wordt beslist. Indien dit niet geschiedt, verbindt de wet hieraan echter geen gevolgen. Bovendien heeft de selectiefunctionaris ruim binnen de wettelijke termijn van zes weken zijn met redenen omklede beslissing schriftelijk aan klager meegedeeld (artikel 18, derde lid, jo. artikel 17, vierde lid, van de Pbw). De door de raadsvrouw gestelde termijn van twee weken mist rechtens iedere grondslag.

4.3.      Tegen vermeende fouten van of vanwege de directeur van de inrichting die tot onnodige vertraging van de detentiefasering leiden, kan beklag worden ingesteld bij de beklagcommissie en tegen haar uitspraak kan beroep worden ingesteld bij de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Pbw (zie bijvoorbeeld RSJ 26 mei 2016, 16/135/GA). Dit ziet niet op enige beslissing c.q. weigering van de selectiefunctionaris en is in de onderhavige procedure daarom niet aan het oordeel van de beroepscommissie onderworpen.

4.4.      Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 10 juli 2018.

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven