Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0437/SGA, 2 maart 2018, schorsing
Uitspraakdatum:02-03-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer : 18/437/SGA

Betreft    : [klager]                                                                                 datum: 2 maart 2018

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. A.C. Huisman, namens […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zwolle.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 27 februari 2018, inhoudende de verlenging met drie maanden van de verplichting tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling zoals bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (hierna: a-dwangbehandeling), die ingaat op 2 maart 2018 om 11.30 uur en zal eindigen op 2 juni 2018 om 11.30 uur.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 27 februari 2018 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 1 maart 2018.

De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Verzoeker meent dat de bestreden beslissing niet aan de daaraan te stellen formele vereisten voldoet. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is er geen wettelijke grondslag voor de opvatting van verzoeker dat na een overplaatsing van een gedetineerde naar een andere inrichting geen sprake kan zijn van een verlenging van een door de directeur van de (oude) inrichting genomen beslissing tot toepassing van a-dwangbehandeling. Tevens verplicht de Pbw niet dat bij een verlenging van de a-dwangbehandeling een tweede psychiater om advies moet worden gevraagd. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter voldoet de bestreden beslissing daarom aan de te stellen formele vereisten.

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen van 1 maart 2018, waaronder een verklaring van de behandelend psychiater van 23 februari 2018, komt naar voren dat bij verzoeker sprake is van een chronisch paranoïde psychotisch toestandsbeeld waarbij ziektebesef ontbreekt. Om die reden is drie maanden geleden een a-dwangbehandeling toegepast. Sinds verzoeker antipsychotica krijgt toegediend is sprake van een duidelijke verbetering, te weten dat de vijandigheid naar de achtergrond is verdwenen en geen sprake meer is van manifeste agressie. Echter is sprake van aanhoudende achterdochtige ideeën. Het gevaar bestaat dat verzoeker zonder medicatie opnieuw psychotisch en fors angstig zal worden, hetgeen in het verleden reeds eerder is gebeurd nadat een onvrijwillige geneeskundige behandeling zoals bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder b, van de Pbw, gevolgd door een a-dwangbehandeling is toegepast. Zonder medicatie blijft het psychotisch toestandsbeeld bij verzoeker aanwezig en kan verzoeker geen stappen in zijn resocialisatieproces nemen. Verzoeker is herhaaldelijk medicatie op vrijwillige basis aangeboden, hetgeen hij pertinent weigert. Hij heeft te kennen gegeven na afloop van de a-dwangbehandeling geen medicatie meer te willen gebruiken.

Gelet op het voorgaande acht de voorzitter – voorlopig oordelend – de noodzaak tot voortzetting van de eerder toegepaste a-dwangbehandeling voldoende aannemelijk. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.

De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 2 maart 2018

            

 

secretaris                                          voorzitter

 

Naar boven