Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3608/GB, 26 juni 2018, beroep
Uitspraakdatum:23-06-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         17/3608/GB

Betreft:            [Klaagster]       datum: 26 juni 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.G.J.E. Lut, namens […], verder te noemen klaagster, gericht tegen een op 23 oktober 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klaagster niet-ontvankelijk verklaard in het bezwaarschrift gericht tegen de beslissing haar vanuit de afdeling voor Beheersproblematische Gedetineerden (BPG) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de p.i. Zwolle te plaatsen.

2.         De feiten

Klaagster is sedert 5 maart 2017 gedetineerd. Zij verbleef in de BPG van de p.i. Vught. Bij beslissing van 9 augustus 2017 is zij geselecteerd voor plaatsing in het PPC van de p.i. Zwolle. Op 1 september 2017 is klaagster teruggeplaatst in de BPG van de p.i. Vught.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing niet met een standpunt van de p.i. Vught of een indicatiestelling van de afdeling Indicatiestelling Forensische Zorg (IFZ) onderbouwd, zodat sprake is van een motiveringsgebrek. Klaagster betwist dat van een indicatiestelling sprake is en begrijpt niet waar deze op zou zijn gebaseerd. Zij is tot een maatregel van plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders (ISD) veroordeeld, daar zij aan geen enkel persoonlijkheidsonderzoek zou hebben meegewerkt. Niet duidelijk is op grond waarvan ineens een indicatie voor forensische zorg zou bestaan, terwijl van een dergelijke indicatie eerder kennelijk geen sprake was. Klaagster is weliswaar op 1 september 2017 teruggeplaatst in de BPG van de p.i. Vught, maar zij meent ten onrechte in het PPC van de p.i. Zwolle te hebben verbleven. Namens klaagster is dan ook verzocht om toekenning van een tegemoetkoming voor het ongemak dat zij heeft ondergaan.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Naar aanleiding van het advies van de directeur van de p.i. Vught, alsmede het advies van een gedragsdeskundige bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) klaagster in een PPC te plaatsen ten behoeve van diagnostiek, is besloten klaagster in het PPC van de p.i. Zwolle te plaatsen. Daar klaagster in het PPC geen medewerking verleende, overlast veroorzaakte en verbaal agressief gedrag vertoonde is besloten tot terugplaatsing in de BPG van de p.i. Vught. Klaagster is op 1 september 2017 teruggeplaatst in de BPG van de p.i. Vught, als gevolg waarvan het belang van het bezwaar tegen de plaatsing in het PPC van de p.i. Zwolle is komen te vervallen en zij daarin niet-ontvankelijk is verklaard.

 

4.         De beoordeling

4.1.      Vaststaat dat klaagster, die op dat moment in de BPG van de p.i. Vught verbleef, op 9 augustus 2017 is geselecteerd voor plaatsing in het PPC van de p.i. Zwolle. Nu zij op 1 september 2017 reeds in de BPG van de p.i. Vught was teruggeplaatst, kan de beslissing van de selectiefunctionaris klaagster op 23 oktober 2017 niet-ontvankelijk in haar bezwaarschrift te verklaren, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. 

4.2.      Ten overvloede stelt de beroepscommissie vast dat sprake is van een indicatiestelling van een gedragsdeskundige bij het NIFP. Blijkens deze indicatiestelling is geadviseerd klaagster in het PPC van de p.i. Zwolle te plaatsen, zodat nadere diagnostiek zou kunnen plaatsvinden. Dit werd noodzakelijk geacht, omdat klaagster reeds langere tijd in de BPG verbleef zonder dat een bestendige verandering in haar gedrag werd waargenomen. Tegen deze achtergrond heeft de selectiefunctionaris op goede gronden kunnen beslissen klaagster in het PPC van de p.i. Zwolle te plaatsen.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke,

voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 26 juni 2018.

 

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven