Nummer: 17/3878/GB
Betreft: […] datum: 20 juni 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 16 november 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de locatie Hoogvliet ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager was sedert 2 augustus 2014 gedetineerd. Hij verbleef in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de locatie Hoogvliet. Op 1 september 2017 is hij geplaatst in de gevangenis van de locatie Hoogvliet, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt. Op 30 november 2017 is klager in vrijheid gesteld.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager genoot in het kader van zijn plaatsing in de z.b.b.i. wekelijkse regimaire verloven, waaraan een contactverbod en een locatiegebod waren verbonden. Dit werd elektronisch gecontroleerd. Het GPS-signaal van klagers enkelband liet op klagers verlofadres (te Hoogvliet) echter te wensen over. De bewoonster wilde kennelijk geen signaalversterker plaatsen. Daarom zou geen sprake meer zijn van een aanvaardbaar verlofadres. Gedurende de verloven hebben zich evenwel nooit incidenten voorgedaan. Dat geldt ook voor het verlaten van de inrichting voor werkzaamheden. Er was slechts sprake van verminderde ontvangst. Buiten de woning bestonden dus geen problemen. De bijzondere voorwaarden dienden in de eerste plaats ter voorkoming van slachtofferconfrontatie. Nu het slachtoffer in Arnhem woonachtig was, maakte verminderde ontvangst op het verlofadres niet dat de bijzondere voorwaarden niet meer zouden voldoen aan het doel waarvoor zij waren opgelegd. De selectiefunctionaris heeft niet geoordeeld dat ten aanzien van klager sprake was van een meer dan te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico. Klager heeft voorstellen gedaan om de gevolgen van het gebrekkige signaal te kunnen ondervangen. De reactie van de selectiefunctionaris in dat verband overtuigt niet. Verzocht wordt om een financiële tegemoetkoming.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De bewoners van het verlofadres wilden niet meewerken aan plaatsing van een versterker voor het GPS-signaal door de reclassering, terwijl de reclassering dit nodig achtte. Daarmee werd het verlofadres onaanvaardbaar. Aan klager is niet alleen een contactverbod opgelegd (dat nog wel zou functioneren), maar ook een locatiegebod en dat was op het verlofadres dus onvoldoende controleerbaar.
4. De beoordeling
4.1. Klager is op 30 november 2017 in vrijheid gesteld. In beginsel zou klager daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep, omdat daarmee het belang aan zijn beroep is komen te ontvallen. Nu in beroep echter is verzocht aan klager een tegemoetkoming toe te kennen, zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.
4.2. In zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen kunnen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is aan de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).
4.3. Vaststaat dat aan klager een locatiegebod was opgelegd. De vraag in hoeverre dat noodzakelijk was, is in deze procedure niet aan de orde. De reclassering kon dit locatiegebod in elk geval niet afdoende controleren door de daaraan verbonden elektronische controle, doordat het GPS-signaal op het verlofadres te zwak was. Dit probleem kon door de reclassering niet worden verholpen, omdat de bewoonster van het adres niet wilde meewerken aan plaatsing van een signaalversterker. De beroepscommissie acht de conclusie dat klager om die reden niet beschikte over een aanvaardbaar verlofadres niet onredelijk of onbillijk. Een aanvaardbaar verlofadres is vereist voor plaatsing in een z.b.b.i. Het beroep is dus ongegrond.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 20 juni 2018.
secretaris voorzitter