Nummer: 17/3498/GB
Betreft: [Klager] datum: 26 juni 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 6 oktober 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie De Schie te Rotterdam afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 15 december 2016 gedetineerd. Hij verbleef in het h.v.b. van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel. Op 11 januari 2018 is hij in het kader van selectie voor een gevangenis naar de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel overgeplaatst.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Hij heeft verzocht om overplaatsing naar het h.v.b. van de locatie De Schie. De reden daarvoor was, anders dan wordt gesteld, niet gelegen in het feit dat hem dit rust zou geven, maar in het feit dat hij in de locatie De Schie gemakkelijker bezoek zou kunnen ontvangen. Hij heeft vier kinderen en het kost hen veel geld om hem met het openbaar vervoer op te zoeken. Zodoende wordt hij beperkt in zijn bezoekrecht.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klager is ingesloten voor het arrondissementsparket Den Haag, zodat een plaatsing in het h.v.b. van de p.i. Krimpen aan den IJssel, gelet op het bepaalde in artikel 24, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling), een juiste plaatsing is geweest. Uit de bezoekerslijst blijkt dat klager niet is verstoken van bezoek. Daarbij komt dat de beroepscommissie eerder heeft overwogen dat bezoekproblemen inherent zijn aan het ondergaan van detentie en, behoudens bijzondere omstandigheden, geen selectiecriterium vormen. Het is geen beleid dat gedetineerden, indien voor het bezoek sprake is van een reistijd van meer dan een uur, dichter bij hun bezoek worden geplaatst. Bij elk verzoek wordt een belangenafweging gemaakt waarbij wordt bezien of de gedetineerde in kwestie bezoek ontvangt.
4. De beoordeling
4.1. In artikel 24, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat de eerste plaatsing van een voorlopig gehechte gedetineerde die in afwachting van berechting in eerste aanleg is, geschiedt in een h.v.b., bij voorkeur gelegen in of toegewezen aan het arrondissement van vervolging.
4.2. De beroepscommissie stelt vast dat het arrondissement van vervolging in klagers geval het arrondissement ’s-Gravenhage betrof, zodat de plaatsing in het h.v.b. van de p.i. Krimpen aan den IJssel conform het bepaalde in artikel 24, eerste lid, van de Regeling is geschied. Artikel 24, tweede lid, van de Regeling biedt de selectiefunctionaris de mogelijkheid de gedetineerde over te plaatsen naar een ander h.v.b., al dan niet met een ander niveau van beveiliging of een ander regime. Klagers overplaatsingsverzoek is gebaseerd op de kosten en reistijd voor zijn bezoek. Uit het door de selectiefunctionaris overgelegde overzicht van het door klager ontvangen bezoek komt naar voren dat klager gedurende zijn verblijf in het h.v.b. van de p.i. Krimpen aan den IJssel met enige regelmaat bezoek heeft ontvangen. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat de door klager aangevoerde bezoekproblemen geen aanleiding geven tot overplaatsing naar een ander h.v.b. Dat het voor klagers bezoek wellicht eenvoudiger zou zijn (geweest) hem in de locatie De Schie te bezoeken, doet daaraan niet af.
4.3. Gelet op het voorgaande kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 26 juni 2018.
secretaris voorzitter