Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0917/GA, 18 september 2003, beroep
Uitspraakdatum:18-09-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/917/GA

betreft: [klager] datum: 18 september 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 22 april 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 7 april 2003 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Veenhuizen, locatie Esserheem, te Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 1 september 2003, gehouden in delocatie Zwolle te Zwolle, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.G. Doornbos, en de heer [...], unit-directeur van de locatie Esserheem.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, in afwachting van overplaatsing, op grond van informatie dat klager van plan zou zijn door middel van hetplegen van een nieuw delict zijn uitwijzing te voorkomen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beslissing van de directeur is om een aantal redenen onjuist. Klager is ten onrechte niet tevoren gehoord, noch kort nahet nemen van de beslissing. Pas daags na zijn plaatsing in de afzonderingscel is een directielid bij hem geweest, met de mededeling dat hij zou worden overgeplaatst. Dit ‘gesprek’ duurde hooguit een paar minuten. Voorts heeft dedirecteur klager aangemeld bij de selectiefunctionaris voor overplaatsing, zonder zich eerst in zijn situatie te verdiepen. De beslissing is derhalve overhaast en ondoordacht genomen en is alleen al daardoor onzorgvuldig. Daar komtbij dat te lichtvaardig is uitgegaan van de betrouwbaarheid van de informatie van de medegedetineerden, gelet op hetgeen eerder was voorgevallen tussen klager en één van hen. Omdat klager in september 2002 verlof heeft gehad omafscheid te kunnen nemen van zijn overleden vriendin, is het onbegrijpelijk dat er nu geen vertrouwen meer in hem bestond; de omstandigheden waren immers ongewijzigd. Klager is door de maatregel, en met name door de overplaatsingnaar de p.i. in Leeuwarden, ernstig benadeeld. Het regime aldaar was beduidend strenger en de bezoekmogelijkheden veel beperkter.
Klager is op 18 juni 2003 ontslagen uit de p.i. te Leeuwarden. Vervolgens heeft hij korte tijd in Ter Apel in vreemdelingenbewaring gezeten, welke per 17 juli 2003 is opgeheven. In afwachting van de beslissing op hetherzieningsverzoek omtrent zijn status als vreemdeling verblijft hij in vrijheid.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Regelmatig krijgt de directie vertrouwelijke informatie over gedetineerden, waarna onderzoek volgt en een afweging wordtgemaakt. Over klager kwam heel recente informatie binnen welke afkomstig was van twee informanten die al eerder betrouwbaar waren gebleken. Nu meerdere bronnen hetzelfde geluid omtrent klager lieten horen, is het zekere voor hetonzekere genomen, is klager in afzondering geplaatst en is hij voorgedragen voor overplaatsing. Gewoonlijk wordt een gedetineerde gehoord alvorens een dergelijke beslissing wordt genomen. Omdat in dit geval sprake was van een acutesituatie is klager pas achteraf, doch binnen een redelijke termijn, namelijk de dag erna, gehoord.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 57 Pbw moet de directeur een gedetineerde horen alvorens hij beslist omtrent plaatsing in afzondering, tenzij de vereiste spoed zich daartegen verzet of de gemoedstoestand van de gedetineerde daaraan in de wegstaat.
Blijkens de schriftelijke mededeling omtrent de aan klager opgelegde afzonderingsmaatregel is deze ingegaan op 12 december 2002 op 10.00 uur. Aannemelijk is geworden dat de directeur niet eerder dan de daaropvolgende dag met klagerheeft gesproken. De beroepscommissie acht dit niet tijdig, temeer nu de directeur in zijn schriftelijke reactie op het beklag met zoveel woorden heeft aangegeven dat van een direct risico nog geen sprake was; ook overigens is nietgebleken van omstandigheden die een eerder horen verhinderden.
Dit betekent dat de formele vereisten met betrekking tot de afzonderingsmaatregel niet in acht zijn genomen. Het beklag zal daarom op formele gronden alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht geen termen aanwezigklager daarvoor een tegemoetkoming toe te kennen.
Inhoudelijk is zij van oordeel dat de beslissing van de directeur, gelet op de daaraan ten grondslag liggende informatie omtrent het plegen van een nieuw delict door klager, welke informatie afkomstig was van twee eerder alsbetrouwbaar gebleken bronnen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag op formele gronden alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming wordt toegekend.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en A.J. Dost, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.H.L. Cusell-te Gussinklo, secretaris, op 18 september 2003

secretaris voorzitter

Naar boven