Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1128/GA en 03/1125/GA, 19 september 2003, beroep
Uitspraakdatum:19-09-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1128/GA en 03/1125/GA

betreft: [klager] datum: 19 september 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 15 mei 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Zuid-West te Middelburg,

gericht tegen onderdeel a. van een uitspraak d.d. 28 april 2003 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht [...], verder te noemen klager,

en van een beroepschrift van klager, dat op 19 mei 2003 bij het secretariaat van de Raad is ingekomen,

eveneens gericht tegen onderdeel a. van de hiervoor genoemde uitspraak, voorzover deze de vaststelling van een tegemoetkoming betreft en gericht tegen de onderdelen b., c. en d. van de uitspraak,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 augustus 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, zijn gehoord klager en de unit-directeur van p.i. Zuid-West te Middelburg [...].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. De weigering om klager incidenteel verlof te verlenen voor een afspraak bij het centrum voor werk en inkomen (CWI).
b. De weigering om een transportkarretje ter beschikking te stellen bij klagers ontslag uit de inrichting.
c. Het tutoyeren van klager door het personeel.
d. Een schaderapport in verband met een ontbrekende lepel en vork.

De beklagcommissie heeft het beklag met betrekking tot onderdeel a. gegrond verklaard en bepaald dat geen tegemoetkoming zal worden toegekend en klager met betrekking tot de onderdelen b. en c. niet-ontvankelijk in zijn beklagverklaard en het beklag met betrekking tot onderdeel d. ongegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur dhr. [...] heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot onderdeel a.:
Klagers aanvraag om hem incidenteel verlof te verlenen is afgewezen omdat hij eerder de gelegenheid heeft gehad om allerlei zaken in de persoonlijke sfeer te regelen. Tijdens zijn verblijf in de p.o.i. heeft hij tot 1 december 2002iedere week regimair verlof gehad. Rond de jaarwisseling is hem algemeen verlof verleend en dat had hij op een andere datum kunnen plannen om bijvoorbeeld het CWI te bezoeken. Klager was op 3 januari 2003 bij het CWI geweest en hadvoor 16 januari 2003 een vervolgafspraak gemaakt. Aan de inrichting is niet de tijd gegund om een afweging te maken. Gewoonlijk wordt een verlofaanvraag in het detentieberaad besproken.
Met betrekking tot onderdeel d.:
Het is niet bekend of klager direct heeft gemeld dat hij lepel en vork miste. Deze melding is niet teruggevonden. Hij heeft het in ieder geval niet aan het keukenpersoneel gemeld.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot onderdeel a.:
Op 18 december 2002 heeft klager al te horen gekregen dat incidenteel verlof hem geweigerd zou worden. Volgens de medewerkster van het BSD had klager, doordat hij was overgeplaatst van de p.o.i. naar het h.v.b., al zijn rechten opincidenteel verlof verspeeld. Naar mening van de medewerkster zou klagers verzoek om incidenteel verlof alleen maar bedoeld zijn om extra verlof te verkrijgen en zij trok de legitimiteit van zijn verzoek in twijfel. Door deoverplaatsing van de p.o.i. naar het h.v.b. werden alle mogelijkheden om vanuit de p.o.i. allerlei zaken te regelen ter voorbereiding van klagers invrijheidstelling afgebroken. Het algemeen verlof, dat hem rond de jaarwisseling isverleend, heeft klager gebruikt om zich in te schrijven bij de sociale dienst en allerlei zaken te regelen met het oog op zijn invrijheidstelling. De vervolgafspraak met het CWI vloeide daar logischerwijs uit voort. Devervolgafspraak was oorspronkelijk gepland voor 9 januari 2003 maar, toen klagers verzoek geweigerd werd, is de afspraak verzet naar een week later. Klager ontving op zijn verzoek om hem incidenteel verlof te verlenen een zelfdereactie als op 18 december 2003, namelijk een verwijzing naar artikel 21, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, zonder enige toelichting of commentaar.
Met betrekking tot de onderdelen b. en c.:
Er was sprake van een structureel disfunctioneren van een aantal p.i.w.-ers. Bij verhuizingen binnen de inrichting wordt een transportkarretje ter beschikking gesteld. Klager heeft niets ongebruikelijks gevraagd.
Met betrekking tot onderdeel d.:
De lepel en de vork zijn abusievelijk met het dienblad naar de keuken gegaan. Klager heeft dit direct gemeld bij de keuken.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beroep van de directeur met betrekking tot onderdeel a. overweegt de beroepscommissie het navolgende.
Gelet op artikel 31, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan incidenteel verlof worden verleend om de gedetineerde in de gelegenheid te stellen praktische voorbereidingen op zijn invrijheidstelling tetreffen. Klager, die een vervolgafspraak met het CWI had gemaakt in verband met de naderende datum van zijn invrijheidstelling, wenste het verlof aan te wenden voor het in artikel 31 van de Regeling beoogde doel. Klagers verzoek isdoor de directeur enkel en niet nader gemotiveerd afgewezen op grond van artikel 21 van de Regeling, dat de algemene voorwaarden formuleert die verbonden worden aan het verlenen van incidenteel verlof. Derhalve is deberoepscommissie van oordeel dat in de beslissing van de directeur niet alle in aanmerking komende belangen, in dit geval het belang van klager om voorbereidingen te treffen op zijn invrijheidstelling, voldoende zijn meegewogen. Deberoepscommissie is van oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist voorzover dit de gegrondverklaring van het beklag betreft. Het beroep van de directeur ten aanzien van onderdeel a.zal dan ook ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van het beroep van klager met betrekking tot onderdeel a., met betrekking tot de beslissing om aan hem geen tegemoetkoming toe te kennen, overweegt de beroepscommissie het volgende.
Indien de rechtsgevolgen van een vernietigde beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, kan in daarvoor in aanmerking komende gevallen een tegemoetkoming worden vastgesteld voor het door betrokkene ondervonden ongemak. Alsmaatstaf daarvoor kunnen dienen het eventueel gederfde loon en de gemiste faciliteiten. Genoemd ongemak bestond voor klager uit een gemiste verlofdag. De beklagcommissie heeft aan klager geen tegemoetkoming toegekend.
De tegemoetkoming is niet bedoeld als schadevergoeding, voor het verkrijgen waarvan andere wegen openstaan. Zo kan klager ingevolge de circulaire van 13 augustus 1993, kenmerk 383893/93/DJ, een verzoek om schadevergoeding richtenaan de directeur van de desbetreffende inrichting, terwijl hij zich ook kan wenden tot de civiele rechter.
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat het niet toekennen van een tegemoetkoming niet juist is. Het beroep van klager ten aanzien van onderdeel a. zal dan ook gegrond worden verklaard en de beroepscommissie zal detegemoetkoming vaststellen op € 20,=.

Voor wat betreft onderdeel b., c. en d. van het beklag komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep van klager zal derhalve ongegrondworden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ten aanzien van onderdeel a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

De beroepscommissie verklaart het beroep van klager ten aanzien van onderdeel a., voor wat betreft de tegemoetkoming, gegrond. Zij vernietigt op dit punt de uitspraak van de beklagcommissie en bepaalt dat aan klager eentegemoetkoming toekomt van € 20,=.

Zij verklaart het beroep van klager ten aanzien van de onderdelen b., c. en d. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie. 03/1128/GA en 03/1125/GA

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. H.B. Greven en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 19 september 2003

secretaris voorzitter

Naar boven