Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0904/GA, 19 september 2003, beroep
Uitspraakdatum:19-09-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/904/GA

betreft: [klager] datum: 19 september 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 18 april 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 8 april 2003 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Midden Holland, locatie Haarlem, te Haarlem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 augustus 2003, gehouden in de p.i. Amsterdam te Amsterdam, is gehoord [...] unit-directeur van p.i. Midden Holland, locatie Haarlem.

Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de oplegging van een disciplinaire straf van zes dagen opsluiting in de eigen verblijfsruimte, waarvan vier dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee maanden ingaande op 16 december 2002 en eindigend op 18 december 2002 inverband met belediging en bedreiging;
b. de inbeslagname van een cd/cassettespeler vanwege het feit dat het apparaat een opnamemogelijkheid heeft;
c. de oplegging van een maatregel van twee weken uitsluiting van arbeid ingaande 8 januari 2003 en eindigend op 22 januari 2003 in verband met het opnemen van een tweede baaldag binnen één kalendermaand;
d. de oplegging van een disciplinaire straf van zes dagen opsluiting in de eigen verblijfsruimte, ingaande op 21 januari 2003 en eindigend op 27 januari 2003 zonder tv tussen 08.00 en 17.00 uur vanwege het niet meewerken aan eenurinecontrole;
e. de oplegging van een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in de strafcel vanwege het voor de tweede keer niet meewerken aan een urinecontrole ingaande op 12 februari 2003 en eindigend op 16 februari 2003;
f. de oplegging van een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in de eigen verblijfsruimte vanwege het uitschelden van een personeelslid ingaande 16 februari 2003 en eindigend 20 december 2003.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in hoofdzaak toegelicht door te veronderstellen dat de beklagcommissie niet onafhankelijk is.

De unit-directeur [...] heeft in beroep gepersisteerd bij zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt en daaraan nog toegevoegd.
ad b. Klager heeft de cd/cassettespeler eerst op cel gehad. Daarna is het apparaat van cel gehaald.
Het is mogelijk dat klager de cd/cassettespeler zo’n twee en een halve maand op cel heeft gehad voordat hij van cel werd gehaald.
ad c. Klager is door de medische dienst niet ziek bevonden.
ad d. Klagers klacht is gericht tegen een algemene regel en klager is derhalve niet-ontvankelijk in het beklag. In het beklag rept klager zelf niet over de opgelegde disciplinaire straf.

3. De beoordeling
Met betrekking tot onderdeel a.:
Aan klager is de betreffende disciplinaire straf opgelegd in verband met belediging en bedreiging van een personeelslid. De beroepscommissie acht niet aannemelijk geworden dat klager het personeelslid heeft beledigd nu hetpersoneelslid niet zeker weet of klager hem daadwerkelijk heeft aangeduid met ‘badmuts’ en klager dit ontkent.
Uit het onderliggende rapport blijkt dat klagers mededeling ‘dat er problemen zouden ontstaan’ door het personeelslid als een bedreiging is opgevat. Zowel uit het rapport als uit klagers verklaring blijkt dat op het moment datklager die uitspraak deed zijn was die dag al geruime tijd zoek was en klager volstond met het op behoorlijke wijze vragen naar de plaats waar de was zich zou kunnen bevinden. Pas toen heeft hij te kennen gegeven ‘dat er problemenzouden ontstaan’. In dit licht bezien acht de beroepscommissie een dergelijke opmerking van de zijde van klager in objectieve zin niet beledigend of bedreigend. Daarmee komen de gronden aan de bestreden beslissing te ontvallen enhet beklag zal, wat dit onderdeel betreft, alsnog gegrond worden verklaard. Nu de gevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, zal de beroepscommissie aan klager een tegemoetkoming van € 15,=toekennen.
Met betrekking tot de onderdelen b. tot en met f. kan hetgeen in beroep is aangevoerd naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrondworden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot onderdeel a. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij bepaalt dat aan klager terzake een tegemoetkoming toekomt van € 15,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot de onderdelen b. tot en met f. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. H.B. Greven en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 19 september 2003

secretaris voorzitter

Naar boven