nummer: 03/1260/GA
betreft: [klager] datum: 19 september 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 4 juni 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Achterhoek, locatie Ooyerhoek, te Zutphen,
gericht tegen een uitspraak d.d. 27 mei 2003 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 1 september 2003, gehouden in de locatie Zwolle, is, de heer [...] gehoord, unit-directeur van de locatie Ooyerhoek.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. Klagers raadsman mr. E.J. Verster heeft een schriftelijke reactie op het beroep gegeven.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet doorgaan van een bezoek zonder toezicht als gevolg van het bezit op cel van een naar alcohol ruikende drank.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
Door de directeur alsook namens klager is volhard in het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt. Daarbij is verwezen naar hun in beroep ingenomen standpunten terzake van het beklag omtrent de oplegging van de disciplinairestraf en de maatregel vanwege het bezit van de alcoholhoudende drank.
3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat zij bij uitspraak d.d. heden, nr. 03/1259/GA, het beklag van klager alsnog ongegrond heeft verklaard dat was gericht tegen de oplegging d.d. 15 april 2003 van een disciplinaire straf van zeven dagenstrafcel en de maatregel van een ‘rode kaart’, wegens het aantreffen op klagers cel van een naar alcohol ruikende drank. Bedoelde maatregel houdt onder meer in, aldus de desbetreffende schriftelijke mededeling, dat klager gedurendedrie maanden niet in aanmerking komt voor bezoek zonder toezicht.
Gelet op het voorgaande komt de beroepscommissie tot het oordeel dat het beklag tegen de beslissing van de directeur om een voor klager op 16 april 2003 gepland bezoek zonder toezicht geen doorgang te laten vinden, alsnog ongegrondmoet worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie; zij verklaart het beklag van klager alsnog ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en A.J. Dost, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.H.L. Cusell-te Gussinklo, secretaris, op 19 september 2003
secretaris voorzitter