Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0602/SGA, 29 maart 2018, schorsing
Uitspraakdatum:29-03-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer : 18/602/SGA

Betreft    : [klager]                                                                                 datum: 29 maart 2018

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting Veenhuizen locatie Esserheem.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 23 maart 2018, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in eigen cel of verblijfsruimte zonder televisie, ingaande op 23 maart 2018 om 14.45 uur en eindigende op 30 maart 2018 om 14.45 uur, wegens een dag te laat terugkeren na onbegeleid verlof.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 27 maart 2018 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 27 maart 2018.

De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Uit de schriftelijke inlichtingen blijkt dat verzoeker een disciplinaire straf opgelegd heeft gekregen van zeven dagen opsluiting in eigen cel of verblijfsruimte.

Gelet op het algemeen geldende beleid binnen de penitentiaire inrichting inzake sancties zoals neergelegd in (onder meer) de landelijk geldende Sanctiekaart 2016 waarin voor het te laat terugkeren van verlof maximaal drie dagen opsluiting in eigen cel of verblijfsruimte is vermeld, is oplegging van een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in eigen cel of verblijfsruimte, zonder nadere motivering waarom is afgeweken van het in de Sanctiekaart genoemde maximum, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter onredelijk en onbillijk. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur.
 

 

Aldus gedaan door mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 29 maart 2018

               

                                                                            

secretaris                                          voorzitter

 

Naar boven