Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0829/GB, 11 mei 2018, beroep
Uitspraakdatum:11-05-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         18/0829/GB

Betreft:            […]      datum: 11 mei 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.E.R. Geurts, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 19 april 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich op 15 mei 2018 te melden in de locatie De Schie te Rotterdam ongegrond verklaard.

2.         De feiten

Op 30 maart 2018 is klager opgeroepen zich op 2 mei 2018 te melden in de locatie De Schie voor het ondergaan van veertien dagen gevangenisstraf. Op 5 april 2018 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend dat op 19 april 2018 ongegrond is verklaard. Op 25 april 2018 is klagers melddatum gewijzigd in 15 mei 2018.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Sinds klager in 1997 bij een

auto-ongeval betrokken is geweest heeft hij chronische whiplash gerelateerde klachten, waaronder concentratiestoornissen, vergeetachtigheid en psychische klachten. Vanwege deze omstandigheid is klager onder behandeling bij een neuroloog, neurochirurg en een psycholoog. Ook is klager arbeidsongeschikt verklaard. Klager was door stress en geheugenproblemen niet op de hoogte van de zittingsdatum van de politierechter en is als gevolg daarvan niet ter zitting verschenen. Ook heeft hij om die reden geen hoger beroep ingesteld. Eerst na ontvangst van het bericht dat klager zich moest melden, was klager bekend met het feit dat hij was gedagvaard en ter zitting had moeten verschijnen. Klager was dan ook onbekend met het feit dat hij zich op zeer korte termijn moest melden. Bovendien draagt klager de zorg voor zijn dochter. Uit het indicatiebesluit van Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) volgt dat klagers dochter intensieve zorg behoeft. Aangezien zij een zeer laag IQ en een zware ontwikkelingsachterstand heeft, is zij volledig afhankelijk van haar ouders. Het ondergaan van een detentie zou dan ook problematisch zijn, te meer nu klager sinds 2013 vanwege het overlijden van beide ouders met depressieve klachten en suïcidale gedachten kampt. Een gevangenisstraf zou om die reden een gevaar voor zijn gezondheid opleveren. Inmiddels is namens klager een gratieverzoek ingediend. Aangezien een gratieverzoek geen opschortende werking heeft indien klager zich zou melden en zijn straf zou ondergaan, wordt verzocht om uitstel van het ondergaan van de detentie totdat er een beslissing op het gratieverzoek is genomen.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Uit de inlichtingen van de afdeling Gratie van Dienst Justis is gebleken dat klagers gratieverzoek op 26 april 2018 is afgewezen. Voorts wordt aan klagers dochter door CIZ 24 uur per dag zorg verleend. Ook is het wellicht mogelijk dat klagers partner of andere familieleden, vrienden of bekenden een ondersteunende rol spelen bij de opvang en verzorging. Klager kan zijn medische gegevens naar de inrichting meenemen, alwaar hij bij de medische dienst met zijn hulpvragen terecht kan.

4.         De beoordeling

4.1.      Hoewel klagers beroep zich richt tegen de ongegrondverklaring van het bezwaar tegen de oproep zich op 2 mei 2018 te melden, zal de beroepscommissie het beroep mede verstaan als gericht tegen de oproep zich op 15 mei 2018 te melden, nu de reden van dit uitstel onbekend is gebleven en deze nieuwe melddatum slechts kort na de oorspronkelijke melddatum valt.

4.2.      De locatie De Schie is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.3.      Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.4.      Namens klager is in eerste instantie verzocht tot uitstel van de melddatum totdat een beslissing is genomen op het door klager ingediende gratieverzoek. Daarnaast is namens klager aangevoerd dat het ondergaan van detentie onverantwoord is vanwege zijn (psychische) gezondheidsklachten en de afhankelijkheid van zijn dochter van haar beide ouders.

4.5.      Uit de stukken blijkt dat klagers gratieverzoek op 26 april 2018 is afgewezen. Klager zal derhalve op enig moment zijn detentie moeten ondergaan. Hij is sinds 30 maart 2018 bekend met de noodzaak van tenuitvoerlegging. Daarnaast wordt aan klagers dochter 24 uur per dag zorg verleend door (haar moeder en) CIZ. Deze omstandigheden maken daarom niet dat de beslissing van de selectiefunctionaris als onredelijk of onbillijk zou moeten worden aangemerkt.

4.6.      Uit de door de raadsvrouw overgelegde stukken komt evenwel naar voren dat klager (onder meer) depressief is, met PTSS is gediagnosticeerd en bekend staat als “een emotioneel labiele man met een zware lastendruk. Kleine veranderingen in zijn persoonlijke situatie doen zijn kwetsbare psychische gesteldheid decompenseren”. De selectiefunctionaris stelt weliswaar dat klager in detentie bij de medische dienst terecht kan met zijn vragen, maar niet is gebleken dat de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA) om advies is gevraagd omtrent klagers detentiegeschiktheid. De beroepscommissie is van oordeel dat de selectiefunctionaris dit, gelet op hetgeen door klagers raadsvrouw (met stukken onderbouwd) is gesteld, wel had moeten doen. Een oordeel over de detentiegeschiktheid van gedetineerden is immers voorbehouden aan de medisch adviseur van de afdeling IMA. De bestreden beslissing is dan ook onvoldoende onderbouwd en dient daarom te worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak, nadat een oordeel over klagers detentiegeschiktheid van de medische adviseur van de afdeling IMA is verkregen. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak, nadat een detentiegeschiktheidsoordeel van de medisch adviseur van de afdeling IMA is verkregen.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en mr. A. van Holten, leden, in tegenwoordigheid van

P. de Vries, secretaris, op 11 mei 2018

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven