Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0929/SGA, 17 mei 2018, schorsing
Uitspraakdatum:17-05-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

                         

Nummer          : 18/929/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 17 mei 2018

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. T. Urbanus, namens […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Achterhoek te Zutphen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissingen van de directeur van voormelde p.i. van

8 mei 2018 en 14 mei 2018, respectievelijk inhoudende

a)         de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in eigen cel zonder televisie gedurende vijf dagen, ingaand op 8 mei 2018 om 15.30 uur en eindigend op 13 mei 2018 om 15.30 uur, wegens weigering om mee te werken aan de overplaatsing naar een andere ISD-afdeling;

b)         de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in eigen cel zonder televisie gedurende tien dagen, ingaand op 14 mei 2018 om 12.00 uur en eindigend op 24 mei 2018 om 14.00 uur, wegens aanhoudende weigering om mee te werken aan de overplaatsing naar een andere ISD-afdeling, alsmede

c)         de toekomstig op te leggen disciplinaire straffen.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 8 mei 2018, de aanvullende reactie van de raadsvrouw van 15 mei 2018, bevattende de mededeling dat ook ten aanzien van de beslissing onder b. een klaagschrift is ingediend, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 14 mei 2018 en 15 mei 2018.

1.         De beoordeling

Ten aanzien van de beslissing onder a. is uit de inlichtingen van de directeur naar voren gekomen dat de opgelegde disciplinaire straf afliep op 13 mei 2018 om 15.30 uur.

Nu de beslissing tot oplegging van de bestreden disciplinaire straf niet meer ten uitvoer wordt gelegd, zal het verzoek niet meer tot het door verzoeker beoogde resultaat kunnen leiden. Verzoeker heeft daarom geen belang meer bij een toewijzing van het verzoek zodat het verzoek daarom moet worden afgewezen.

Ten aanzien van de beslissing onder b. stelt de voorzitter voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur blijkt dat de disciplinaire straf  is opgelegd wegens de aanhoudende weigering van verzoeker om mee te werken aan de overplaatsing naar een andere ISD-afdeling. Verzoeker weigert deze overplaatsing omdat hij zich naar eigen zeggen niet veilig voelt op de andere ISD-afdeling omdat hij bedreigd zou worden door medegedetineerden op die afdeling. De directeur geeft aan dat van bedreigingen niets is gebleken hoewel het personeel daar wel alert op is. Nu verzoeker weigert mee te werken aan zijn overplaatsing, handelt hij in strijd met de orde binnen de p.i. en kan de directeur in redelijkheid een disciplinaire straf opleggen.

In de Landelijke Sanctiekaart 2016 is de weigering van interne overplaatsing binnen de p.i. niet expliciet opgenomen.  De voorzitter sluit, voorlopig oordelend, aan bij de norm voor de weigering mee te werken aan plaatsing op een meerpersoonscel (maximaal 14 dagen strafcel). De opgelegde straf van 10 dagen opsluiting in eigen cel blijft onder dit maximum. Daarbij merkt de voorzitter op dat de directeur in de beslissing onder a. expliciet heeft opgenomen dat de opgelegde straf zal worden opgeheven indien verzoeker tijdens de straf alsnog besluit mee te werken aan de overplaatsing en dat ervan uitgegaan wordt dat deze overweging ook geldt bij de tenuitvoerlegging van de beslissing onder b.

Gelet op het voorgaande zijn er geen termen aanwijzing voor toewijzing van het verzoek onder b., nu niet op voorhand gesteld kan worden dat de beslissing van directeur onredelijk of onbillijk moet worden geacht.

Met betrekking tot het verzoek onder c. overweegt de voorzitter dat voor zover verzoeker heeft gevraagd om komende disciplinaire straffen te schorsen, hij nog niet in zijn verzoek kan worden ontvangen.

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst de verzoeken onder a. en onder b. af .

De voorzitter verklaart verzoeker niet ontvankelijk in zijn verzoek onder c.

Aldus gedaan door mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Warntjes, secretaris, op 17 mei 2018.

 

 

                       secretaris          voorzitter

 

Naar boven