Nummer : 18/947/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 18 mei 2018
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. F.W.M. Hopmans, […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde p.i. van 15 mei 2018, inhoudende de oplegging van een ordemaatregel van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel gedurende veertien dagen, ingaand op 14 mei 2018 om 14.30 uur en eindigend op 28 mei 2018 om 14.30 uur, met tevens ontzegging van alle extra faciliteiten, wegens het aanhoudend weigeren van medewerking aan urinecontroles.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 16 mei 2018 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 17 mei 2018.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Uit de inlichtingen van de directeur blijkt dat de ordemaatregel is opgelegd in verband met herhaalde weigering van medewerking aan een urinecontrole. Verzoeker heeft voorts aangegeven niet mee te willen werken aan toekomstige urinecontroles. In de beslissing van de directeur is voorts opgenomen dat aan verzoeker alle “niet rechten en extra faciliteiten” worden ontzegd. Medegedetineerden mogen ook geen maaltijd of anderszins aan verzoeker afgeven. De ordemaatregel geldt “totdat u meewerkt aan een urinecontrole”.
De directeur heeft op grond van artikel 23, eerste lid, Pbw de mogelijkheid een ordemaatregel te treffen
a. indien dit in het belang is van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is;
b. indien dit ter bescherming van de betrokken gedetineerde noodzakelijk is;
c. in geval van ziekmelding of ziekte van de betrokken gedetineerde;
d. indien de gedetineerde hierom verzoekt en de directeur dit verzoek redelijk en uitvoerbaar oordeelt.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter komt uit de inlichtingen van de directeur niet naar voren dat in het onderhavige geval sprake is van een van de bovenstaande situaties, hoewel de directeur in zijn reactie op het verzoek aangeeft dat verzoeker door zich niet aan de regels te houden de orde en veiligheid in de inrichting in gevaar brengt. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter hebben de opgelegde maatregelen echter uitsluitend een bestraffend karakter.
Gelet op het vorenstaande zijn er termen aanwezig voor toewijzing van het verzoek, nu de beslissing van de directeur in strijd is met een wettelijk voorschrift.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.
Aldus gedaan door mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Warntjes, secretaris, op 18 mei 2018.
secretaris voorzitter