Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3351/GM, 15 mei 2018, beroep
Uitspraakdatum:15-05-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

nummer:          17/3351/GM

 

betreft: [klager]            datum: 15 mei 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.F. van der Brugge, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel, alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 27 september 2017 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 maart 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is niemand verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

         

1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 18 augustus 2017, betreft het stopzetten van klagers medicatie.

2.         De standpunten van klager en de inrichtingsarts

Voorafgaand aan de zitting diende klagers raadsman een aanhoudingsverzoek in, omdat hij bij een andere p.i. stond en daardoor niet tijdig aanwezig kon zijn.

Door en namens klager werd de klacht als volgt toegelicht. Na binnenkomst van klager in de p.i. is zonder overleg met klager besloten zijn medicatie Rivotril te beëindigen. Klager betwist dat hij Rivotril zonder medische noodzaak gebruikt. Hij heeft namelijk last van epileptische aanvallen. De medische dienst neemt zijn klachten niet serieus. De inrichtingsarts weigert overleg met klager en is niet bereikbaar.

Namens de inrichtingsarts is het volgende standpunt ingenomen. De eerdere klachten van klager gaan niet zozeer over de medicatie, maar over te weinig overleg. Telkens werd uitleg gegeven over de medicatie. Tot op heden zijn er geen aanwijzingen om Rivotril voor te schrijven.

3.         De beoordeling

De beroepscommissie merkt allereerst op dat besloten werd de zaak aan te houden nu uit de beschikbare stukken onvoldoende bleek of klagers medische toestand is zoals hij heeft aangegeven. Teneinde meer duidelijkheid te krijgen over de vraag of klager bekend is met epileptische aanvallen werd klager verzocht om binnen een maand nadere medische informatie toe te sturen. Deze is niet ontvangen. De beroepscommissie neemt daarom een beslissing aan de hand van de aanwezige stukken in het dossier.

De medicatie die werd stopgezet werd volgens klager voorgeschreven in verband met epilepsie. De beroepscommissie beschikt over het huisartsenjournaal en een voortgangsrapportage. Daaruit blijkt niet dat klager epilepsie heeft. Het is dan ook niet gebleken dat de inrichtingsarts de medicatie ten onrechte heeft stopgezet.

De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. M.J. Selnick Marzullo en drs. J.H.A.M.C Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Dekker, secretaris, op 15 mei 2018

        

     

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

 

Naar boven