nummer: 17/3499/GM
betreft: [klager] datum: 17 mei 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.G.J.E. Lut, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel, alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 10 oktober 2017 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van (thans) Justitie en Veiligheid.
Ter zitting van de beroepscommissie van 24 april 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. C.G.J.E. Lut, en de heer […], inrichtingsarts van de p.i. Ter Apel en […], hoofdzorg van de p.i. Ter Apel.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen heeft hij daarvan geen gebruikgemaakt.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 3 augustus 2017, betreft het niet verstrekken van de gevraagde slaapmedicatie.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is het volgende aangevoerd. Klager ervaart sinds zes jaar pijnklachten aan zijn rechterbeen, -flank, -schouder, -schouderblad en zijn hoofd. Uit verscheidene MRI-scans, gemaakt in het ziekenhuis, volgt dat klager een hernia heeft. Klager wilde daaraan geopereerd worden zodat de pijn weg zou gaan. Inmiddels is hij geopereerd. Klager kreeg na de operatie last van forse bloedingen. Daarvan is hij herstellende en om die reden heeft hij besloten niet te verschijnen ter zitting. De klacht heeft betrekking op de periode voorafgaand aan de operatie.
Door de hernia had klager veel pijn tijdens, onder andere, het slapen. Hierdoor sliep hij slecht. Gevolg was dat zijn levenskwaliteit achteruit ging, dat hij vermoeid raakte en last kreeg van mentale klachten. De voorgeschreven slaapmedicatie werkte niet afdoende. Klager verzocht de inrichtingsarts om hem andere slaapmedicatie te verstrekken en stelde zelf marihuana voor. Klager kreeg echter geen andere, dan wel sterkere slaapmedicatie. Hoewel het logisch is dat marihuana niet verstrekt wordt blijkt niet dat de inrichtingsarts voldoende heeft gedaan om de pijn weg te nemen en te zorgen dat klager de nachten goed door kon komen. Klager voelt zich dan ook onbegrepen en meent dat hij niet de medische verzorging heeft gekregen waar hij recht op heeft op grond van artikel 41 van de Pbw.
Door en namens de inrichtingsarts werd het volgende aangevoerd. Klager had door een hernia last van pijn, waardoor hij niet goed kon slapen. Om die reden werd besloten om met name de pijn aan te pakken. Klager kreeg een morfinepleister gecombineerd met paracetamol en melatonine. Aangezien de klachten aanhielden ging klager met een psychiater in gesprek. Klager wilde tijdens dat gesprek zijn problemen niet analyseren. De psychiater schreef geen slaapmedicatie voor, maar bood alternatieven aan. Daarvan wilde klager niets weten. Klager stelde zelf voor om de beschikking te krijgen over marihuana. Hem werd uitgelegd waarom dat niet voorgeschreven werd. Op 18 september 2017 sprak klager nogmaals met de inrichtingsarts over de slaapproblemen. Klager gaf aan dat het door de melatonine iets beter ging en dat hij die medicatie wilde behouden. Op 16 oktober 2017 was klager niet meer tevreden en escaleerde de boel. De inrichtingsarts wees op de mogelijkheid van een second opinion en legde uit hoe klager dat kon bewerkstelligen. Op 23 oktober 2017 gaf de inrichtingsarts aan dat klager niet meer door haar behandeld zal worden. Aangezien de pijnklachten voortkwamen uit een hernia werd de behandeling daarvan overgelaten aan de neuroloog. Op een gegeven moment werd klager geopereerd. Er werd vanuit gegaan dat de operatie de pijn weg zou nemen. Het ziekenhuis bekeek de pijnmedicatie niet, waardoor hij terugkwam met een overdosis morfine. Dat leidde ook tot vermoeidheid. Momenteel wordt de morfine in overleg met klager afgebouwd. Dat gaat goed.
3. De beoordeling
De beroepscommissie merkt allereerst op dat de klacht ziet op de periode voorafgaand aan de operatie. Daarop heeft het oordeel van de beroepscommissie betrekking.
De beroepscommissie stelt vast dat klager in 2016 werd doorverwezen door de inrichtingsarts vanwege een niet geobjectiveerde cervicale hernia. Klager had veel pijn en kon daardoor niet goed slapen. Klager kreeg morfine voorgeschreven tegen de pijn. Daarnaast kreeg hij slaapmedicatie, namelijk paracetamol en melatonine. Klager wilde niet meewerken aan een analyse van zijn pijnklachten door een psychiater. Vanwege de pijnklachten is klager meermalen in het ziekenhuis onderzocht. Een hernia werd vastgesteld. De inrichtingsarts legde de beoordeling en behandeling van de pijn neer bij de neuroloog, aangezien dat de specialist is die de hernia behandelde.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel de inrichtingsarts veel gehoor gaf aan klagers klachten en dat zijn handelen niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Wel had de inrichtingsarts naar meer alternatieven mogen zoeken voor de pijnbehandeling, zoals eventueel de pijnpoli of neuropathische pijnbestrijding. De specialist houdt zich namelijk niet bezig met pijnbestrijding. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. J.H.A.M.C. Schoemaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Dekker, secretaris, op 17 mei 2018
Secretaris Voorzitter