nummer: 17/2459/GA
betreft: […] datum: 9 mei 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van 21 juli 2017, ingediend door mr. R.I. Kool, namens […], verder te noemen klager,gericht tegen een uitspraak van 20 juli 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Achterhoek, locatie Ooyerhoek alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Achterhoek in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het openen en mogelijk kopiëren van geprivilegieerde post (OH 2017/135).
De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager stelt dat het openen van post valt onder de verantwoordelijkheid van de directeur en dat hij ontvankelijk had moeten worden verklaard in zijn klacht. Inhoudelijk stelt klager dat de post buiten zijn aanwezigheid is geopend; hij heeft aan de Commissie van Toezicht enveloppen getoond waarop rimpelingen zichtbaar zijn die kunnen duiden op het geopend hebben van enveloppen met stoom.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, gehandhaafd en in beroep niet nader toegelicht.
3. De beoordeling
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat het openen van geprivilegieerde post een bevoegdheid is die door of namens de directeur kan worden uitgeoefend en dan een beslissing is in de zin van artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire Beginselenwet. Klager had daarom in zijn klacht moeten worden ontvangen. In zoverre is het beroep van klager gegrond.
Door de directeur is gemotiveerd uiteengezet hoe de werkwijze rondom geprivilegieerde post is, en is gemotiveerd betwist dat die post van klager is geopend, ook niet middels stoom. De beroepscommissie ziet in hetgeen door klager is gesteld geen reden om te twijfelen aan de uiteenzetting door de directeur. Dat brengt met zich mee dat de klacht ongegrond zal worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. N. Jorg en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 9 mei 2018.
secretaris voorzitter