Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2461/GA, 6 april 2018, beroep
Uitspraakdatum:06-04-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/2461/GA

 

betreft: [Klager]                                  datum: 6 april 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van mr. E.A. Blok, namens [Klager], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van de alleensprekende beklagrechter van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag, voor zover in het beroepsschrift aan beroep onderworpen, en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft het in het basisprogramma houden van klager op verschillende gronden (IJ-2017-000420).

De beklagcommissie heeft het beklag in zoverre ongegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is zijn standpunt verder toegelicht. Klager wil wel degelijk meewerken aan zijn re-integratie en resocialisatie, maar krijgt hiertoe niet de kans gelet op de beperkte duur van de resterende straftijd.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet verder toegelicht.

3.         De beoordeling

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan – voor zover dat is komen vast te staan – naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard. Daarbij neemt de beroepscommissie in aanmerking dat de beleving van klager door het personeel zoals deze uit de dagrapportage naar voren komt diametraal staat tegenover de beleving van het personeel door klager, zoals in het beroepschrift is verwoord. De beroepscommissie ziet in de stukken geen aanleiding om aan de beleving door klager de voorrang te geven. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, J. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 6 april 2018.

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven