Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2548/GA, 3 mei 2018, beroep
Uitspraakdatum:03-05-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/2548/GA

betreft: [klager]            datum: 3 mei 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, sedert 28 september 2017 bijgestaan door mr. M.W. Bouwman,gericht tegen een uitspraak van 27 april 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beklagrechter heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

De beroepscommissie begrijpt het beklag zo dat deze ziet op twee onderdelen

a. de plaatsing in de isoleercel om onbekende redenen terwijl hij ziek was en het niet ontvangen van een beschikking van deze plaatsing en

b. dat hij is gediscrimineerd (VU-2017-136).

De beklagrechter heeft enkel beslist op het beklag onder b en heeft klager niet-ontvankelijk verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.

De klacht gaat niet alleen over discriminatie. Klager is in januari 2017 naar de isoleercel gebracht met veronachtzaming van zijn somatische ziektebeeld. De directeur heeft daarbij niet voldaan aan zijn zorgplicht.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

De beroepscommissie overweegt ten aanzien van onderdeel a. dat de directeur in beklag heeft erkend dat klager op 10 januari 2017 in verband met zijn veiligheid en gezondheid, na overleg met de psychiater, in een afzonderingscel onder cameratoezicht is geplaatst. Dit is gebeurd naar aanleiding van een melding van klagers dochter dat klager suïcidaal zou zijn. Onbekend is hoe lang klager in de afzonderingscel heeft verbleven. Nu klager klaagt over een beslissing van de directeur heeft de beklagrechter klager in zoverre ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter daarom vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn klacht.

Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Pbw kan de directeur de ordemaatregel van afzondering in een afzonderingscel kan opleggen, onder meer als dit ter bescherming van de betrokken gedetineerde noodzakelijk is. Als de afzondering langer dan vierentwintig uren duurt en ten uitvoer wordt gelegd in een afzonderingscel, moet de commissie van toezicht en de aan de inrichting verbonden arts of diens vervanger terstond hiervan in kennis worden gesteld. Op grond van artikel 24a van de Pbw kan de directeur, indien dit ter bescherming van de geestelijke of lichamelijke toestand van de gedetineerde noodzakelijk is, bepalen dat de gedetineerde die in een afzonderingscel verblijft, dag en nacht door middel van een camera wordt geobserveerd. Alvorens de directeur hiertoe beslist, wint hij het advies in van een gedragsdeskundige of de inrichtingsarts, tenzij dit advies niet kan worden afgewacht. In dat geval wint de directeur het advies zo spoedig mogelijk na zijn beslissing in.

Nu de directeur geen beslissingen en/of andere stukken heeft overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld dat oplegging van de ordemaatregel van afzondering in een afzonderingscel met cameraobservatie – ook voor wat betreft de duur – met inachtneming van de in de wet genoemde waarborgen is opgelegd en ten uitvoer gelegd, zal het beroep in zoverre gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagrechter worden vernietigd en het beklag alsnog gegrond worden verklaard. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Voor zover klager in zijn beklag onder b. klaagt over discriminatie komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de beklagrechter op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

a. De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

b. De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. van der Nat en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 3 mei 2018.

           

             secretaris        voorzitter

Naar boven