nummer: 17/2582/GA
betreft: [Klager] datum: 13 maart 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van 2 augustus 2017, ingediend door mr. J.J. Serrarens, namens[…], verder te noemen klager,gericht tegen een uitspraak van 28 juli 2017 (verzonden op 22 augustus 2017) van de beklagcommissie bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 9 januari 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. Serrarens voornoemd, en de heer […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Zuyder Bos.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het dagelijks tellen van gedetineerden in de ochtend en de avond (ZB-2017-043).
De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het beklag richt zich tegen de praktijk dat iedere dag rond 6.45 uur en 22.00 uur een telling plaatsvindt van de gedetineerden op de afdeling van klager. De Pbw kent geen bepaling omtrent het tellen. De controlebevoegdheid kent dus geen expliciete wettelijke basis. Wel heeft de directeur – zo valt uit de jurisprudentie op te maken – de bevoegdheid om op aanwezigheid te controleren. Het ontbreken van regels voor het tellen van of registeren van aanwezigheid, kan niet betekenen dat de directeur op ieder willekeurig tijdstip medewerking van de gedetineerden aan de uitvoering van controles mag vergen. Het beginsel van de minimale beperkingen verzet zich hiertegen. Ook is artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van toepassing. Gedetineerden hebben recht op gezondheid en zorg voor hun gezondheid. Zij mogen verwachten dat de directeur hun nachtrust niet zonder noodzaak verstoort. Als gevolg van de huidige telmomenten kan klager nooit meer dan acht uur per nacht slapen. Hij heeft daar wel behoefte aan. Vier tellingen per dag zijn overigens ook niet noodzakelijk.
Ter zitting heeft de raadsvrouw van klager aan de gronden van beroep het volgende – kort samengevat en voor zover hier van belang – toegevoegd. Het tellen strijdt met artikel 2, vierde lid, van de Pbw, zoals uiteengezet in het beroepschrift. Ook strijdt het met artikel 8 EVRM. Het tellen vormt een ongeoorloofde inbreuk op de privacy van klager. Klager verblijft op een zogenoemde ‘luwte-afdeling’ voor langgestraften. De controles passen niet bij het karakter van de afdeling.
Verder strijdt het tellen met artikel 22 van de Grondwet en artikel 12, eerste lid, van het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (IVESCR). Die bepalingen schrijven voor dat de overheid de volksgezondheid moet bevorderen en daaruit vloeit voort dat aan gedetineerden de mogelijkheid wordt geboden voldoende te slapen. Klager heeft tenminste acht uur slaap nodig. Het beroep op artikel 3 EVRM wordt ingetrokken. Klager meldt dat hij het door de directeur genoemde memo nooit heeft ontvangen, terwijl hij destijds al wel in de p.i. verbleef. Het tellen is niet passief, zo legt klager uit, hij moet verbaal een teken van leven geven.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – kort samengevat – toegelicht.
Toen na een directiewisseling de huidige directie aantrad, constateerde deze dat binnen de p.i. het een en ander was verslonsd. Het tellen was daar één van en dit is weer ingevoerd. Het moment van tellen hangt samen met het moment waarop de dienst wisselt. Het tellen gebeurt overigens in alle penitentiaire inrichtingen. Ter informatie overlegt de directeur een interne instructie met betrekking tot het tellen, met ingangsdatum 1 januari 2017. Daarnaast overlegt de directeur een memo van 17 november 2016, waarin onder meer staat dat volgens landelijk beleid in het nieuwe dagprogramma per 2 januari 2017 het moment van de ochtendtelling zal worden teruggebracht van 07.30 naar 06.45 uur.
3. De beoordeling
Het beklag ziet op een voor alle in de inrichting verblijvende gedetineerden geldende algemene regel. Tegen een algemene regel staat geen beklag open, tenzij die regel in strijd is met hogere wet- of regelgeving. De beroepscommissie heeft beoordeeld of deze algemene regel strijdt met de door de raadsvrouw genoemde bepalingen.
In artikel 2, vierde lid, van de Pbw is bepaald dat personen ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging plaatsvindt van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die welke voor het doel van de vrijheidsbeneming of in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting noodzakelijk zijn. Binnen een penitentiaire inrichting is het om voor de hand liggende redenen noodzakelijk met regelmaat te controleren of alle personen die in de inrichting aanwezig worden geacht, daar nog in levende lijve zijn. Het viermaal per dag tellen van alle gedetineerden en daarmee ook het tellen in de ochtend en avond op de in de inrichting geldende tijdstippen met het daarbij benodigde geven van een teken van leven, vormt een geoorloofde beperking en strijdt niet met het bepaalde in artikel 2, vierde lid, van de Pbw.
De raadvrouw heeft gesteld dat het in de p.i. gehanteerde telbeleid strijdt met het bepaalde in artikel 12, eerste lid, van het IVESCR. Deze bepaling houdt in dat de Staten die partij zijn bij dit verdrag het recht erkennen van een ieder op een zo goed mogelijke lichamelijke en geestelijke gezondheid. Volgens vaste jurisprudentie bevat artikel 12 van het IVESCR, gelet op de formulering, geen normen die door de rechter rechtstreeks als toetsingsmaatstaf toepasbaar zijn, aangezien deze bepaling niet voldoende concreet is voor zodanige toepassing en derhalve nadere uitwerking in nationale wet- en regelgeving behoeft.
Voor het door de raadsvrouw genoemde artikel 22 van de Grondwet geldt hetzelfde. In dit artikel is bepaald dat de overheid maatregelen treft ter bevordering van de volksgezondheid. Reeds vanwege de formulering van deze bepaling, biedt deze geen rechtstreeks toepasbare toetsingsmaatstaf.
De beroepscommissie concludeert dat de algemene regel met betrekking tot het tellen van gedetineerden – ook overigens – niet strijdt met hogere wet- of regelgeving, met als gevolg dat hiertegen geen beklag openstaat.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met verbetering van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en ing. M.J. Mulders, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 13 maart 2018.
secretaris voorzitter