nummer: 17/2970/GA
betreft: [klager] datum: 30 april 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,gericht tegen een uitspraak van 9 augustus 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft klager in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het te laat uitreiken van medicatie van klager op 8 januari 2017(VU-2017-000085). De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
De tijdstippen van het uitreiken van medicatie zijn richtlijnen. Binnen de marge van deze richtlijnen is de medicatie aan klager uitgereikt. Gezien het feit dat het onduidelijk is welk concreet nadeel klager heeft ondervonden ten aanzien van de late uitreiking en gezien het feit dit binnen de marge van de richtlijnen valt, verzoekt de directeur de uitspraak van de beklagcommissie te vernietigen en de klacht alsnog ongegrond te verklaren.
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat niet vast is komen te staat dat de voorgeschreven medicatie op vaste tijden moet worden ingenomen. Hoewel het wenselijk is dat medicatie op regelmatige tijden verstrekt en ingenomen wordt, kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet gesteld worden dat de directeur in het onderhavige geval, waarbij sprake is van het incidenteel laat uitreiken van medicatie, zijn zorgplicht ex artikel 42, vierde lid onder a, van de Pbw heeft geschonden. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 30 april 2018.
secretaris voorzitter