nummer: 17/3665/TA
betreft: [klager] datum: 30 april 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 5 oktober 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 14 februari 2018, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, is met bijstand van een telefonisch tolk in de Engelse taal, gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.R. Ytsma.
Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en heeft schriftelijk op het beroep gereageerd.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft:
a. het houden van een urinecontrole onder toezicht van vrouwelijke medewerkers van de inrichting (Me 2017-138);
b. het delen van gegevens uit klagers strafdossier door een sociotherapeut met een andere patiënt (Me 2017-207);
c. het afgeven van klagers dossier door een sociotherapeut aan een medepatiënt (Me 2017-209);
d. de weigering van een sociotherapeut om in het weekend halalvlees voor klager te kopen (Me 2017-213).
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in onderdeel d. van het beklag en heeft de onderdelen a. en b. van zijn beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
De beklagrechter heeft het beklag op onderdeel c gegrond verklaard en een tegemoetkoming van € 25,= aan klager toegekend, een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Bij klager is vijfmaal een urinecontrole afgenomen onder toezicht van een vrouwelijk personeelslid. De inrichting dient ervoor zorg te dragen dat tijdens de urinecontrole enkel personeelsleden van hetzelfde geslacht als klager aanwezig zijn. Overigens is het niet noodzakelijk dat bij de urinecontrole enkel personeelsleden van de medische dienst aanwezig zijn. Er is geen rekening gehouden van de persoonlijke omstandigheden van klager, die moslim is.
Aan klager is een tbs-maatregel opgelegd vanwege meervoudige verkrachting. Een medepatiënt van klager wist klager dit te melden. Klager is hiervan erg geschrokken. De medepatiënt zei dat hij deze informatie van een medewerker had gehoord.
Voor het verstrekken van klagers dossier aan een medepatiënt is aan klager door de beklagrechter na gegrondverklaring van het beklag een tegemoetkoming van € 25,= toegekend. Klager vindt dit bedrag te laag. De inrichting heeft klagers leven in gevaar gebracht. Als een patiënt bekend staat als verkrachter dient hij altijd op zijn hoede te zijn.
Aan klager is achtmaal geen halalvlees verstrekt. Als halalvlees makkelijk te verkrijgen is moet het hoofd van de inrichting hiervoor zorgdragen. Met het verstrekken van alternatieven zoals bijvoorbeeld groenten wordt niet aan de zorgplicht voldaan. Klager meent dat hij in zijn beklag ontvankelijk had moeten worden verklaard, omdat het hoofd van de inrichting niet aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Doordeweeks krijgt klager eten van de inrichting, in het weekend kookt hij zelf. Het is patiënten niet toegestaan zelf vlees te kopen.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Tijdens de urinecontrole wordt de verpleegde zoveel mogelijk begeleid door een medewerker van hetzelfde geslacht. Het team van de medische dienst bestaat uit twee mannen en negen vrouwen. Omdat de medewerkers ook late diensten en nachtdiensten draaien kan het voorkomen dat tijdens de urinecontroles in de ochtenden geen mannelijke medewerkers in dienst zijn. In dat geval wordt een mannelijke medewerker van de arbeid ingeschakeld om aanwezig te zijn bij het afnemen van de urinecontrole. Slechts in uitzonderlijke gevallen zijn de urinecontroles afgenomen door vrouwelijke medewerkers. In 2017 zijn bij klager vijf urinecontroles afgenomen, waarbij vier onder toezicht van een vrouwelijke medewerker. Er was bij klager geen sprake van enig uitzonderingsprotocol op grond waarvan hij enkel bij een mannelijke medewerker een urinecontrole zou behoeven te doen. Er is sprake van een ongelukkige toeval dat viermaal een vrouwelijke medewerker toezicht heeft gehouden. De inrichting heeft aan haar inspanningsverplichting voldaan. Voor de overige onderdelen van het beklag verwijst het hoofd van de inrichting naar de voor de beklagrechter ingenomen standpunten.
3. De beoordeling
Ad a. De beroepscommissie is van oordeel dat het hoofd van de inrichting aan zijn inspanningsverplichting heeft voldaan door de urinecontrole zoveel mogelijk door personeelsleden van hetzelfde geslacht als de verpleegde te laten uitvoeren. In zoverre is het beroep ongegrond.
Ad b. Aangezien onbekend is of de gewraakte mededeling afkomstig is van een sociotherapeut en zo ja van welke oordeelt de beroepscommissie het beroep ongegrond.
Ad c. De inrichting heeft toegegeven dat met betrekking tot een dagrapportage – die geen mededelingen over de strafzaak, het delict of de behandeling bevat – een fout is gemaakt, waarvoor excuses zijn aangeboden. De door de beklagrechter toegekende tegemoetkoming van € 25,= acht de beklagcommissie correct. Het beroep is ongegrond.
Ad d. Op grond van de ministeriële circulaire Halalvoeding van 14 maart 2002 (nr. 5138552/01/DJI) en vaste jurisprudentie van de beroepscommissie is een inrichting niet gehouden om islamitische verpleegden zeven dagen per week halalvoeding te verstrekken. Het in de weekenden verstrekken van maaltijden die voor klager vanwege zijn geloofsovertuiging geschikt zijn, zoals vegetarische voeding, als er geen halalmaaltijd aanwezig is, levert daarom geen schending op van de in artikel 42, derde lid, Bvt neergelegde zorgplicht van de inrichting om bij het verstrekken van voeding zoveel mogelijk rekening te houden met de geloofsovertuiging van een verpleegde (o.a. RSJ 13 maart 2013, 13/150/TA en 13/164/TA). Het beroep is dus ongegrond.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester , leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 30 april 2018
secretaris voorzitter