Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3965/GV, 22 mei 2018, beroep
Uitspraakdatum:22-05-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/3965/GV

betreft: [klager]            datum: 22 mei 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.B.O. van Soest, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 20 november 2017 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

 

2.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager wil strafonderbreking voor een operatie in verband met zijn hernia in het Albert Schweitzerziekenhuis in Dordrecht. In het justitieel Centrum voor Somatische Zorg (JCvSZ) te Scheveningen, waar klager thans verblijft, is niet het juiste vervoer beschikbaar, wordt klager niet altijd op een juiste wijze behandeld, en is onzeker of hem de juiste nazorg kan worden geboden. Er is tot op heden geen adequaat onderzoek verricht naar de noodzaak tot strafonderbreking. Klager wenst een strafonderbreking tot het moment dat hij na de operatie in staat is om terug te keren naar het reguliere gevangenisregime van een penitentiaire inrichting (p.i.).

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Gelet op het advies van de behandelend arts in het JCvSZ, de medisch adviseur van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en de vrijhedencommissie van de p.i. Krimpen aan den IJssel is er geen noodzaak om aan klager strafonderbreking te verlenen, nu niet is gebleken van dringende redenen van lichamelijke of psychische aard, gelegen in de persoon van de klager die aan de voortzetting van klagers detentie in de weg staan.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De medisch adviseur van DJI acht strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd, nu de aangewezen ingreep aan de rug vanuit het JCvSZ kan plaatsvinden en daar ook de postoperatieve zorg kan worden geleverd. Het revalidatietraject kan in of vanuit detentie worden geregeld.

De behandelend arts in het JCvSZ meent dat klager in en vanuit het JCvSZ de noodzakelijke zorg kan ontvangen. Er bestaat een operatie-indicatie voor klager, maar hij heeft zich tot op heden niet willen laten opereren.

De vrijhedencommissie van de p.i. Krimpen aan den IJssel adviseert negatief ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking nu in verband met het advies van de artsen de detentie kan worden voortgezet.

 

3.         De beoordeling

Klager is in België veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren met aftrek, wegens deelneming aan een criminele organisatie en overtreding van de Opiumwet. Dit vonnis is overgedragen aan de Nederlandse autoriteiten, waardoor klager zijn straf ondergaat in Nederland. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 10 oktober 2019.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers verzoek om strafonderbreking voor een operatie aan zijn hernia tot het moment dat hij na de operatie in staat is om terug te keren naar het reguliere gevangenisregime van een p.i.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Artikel 35 van de Regeling bepaalt dat strafonderbreking maximaal drie maanden duurt. Op grond van artikel 37 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens dringende redenen van lichamelijke of psychische aard, gelegen in de persoon van de gedetineerde, indien en voor zover de inrichtingsarts heeft bevestigd dat deze redenen aan de voortzetting van detentie in de weg staan.

Uit de stukken blijkt dat de medisch adviseur van DJI heeft aangegeven dat hij strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd acht. De medisch adviseur beschrijft dat klager lijdt aan een neurologische aandoening in de rug en dat er al langere tijd een indicatie is voor een operatie ter behandeling van die aandoening. Deze operatie kan echter plaatsvinden vanuit het JCvSZ. Ook kan het JCvSZ de postoperatieve zorg leveren en kan het revalidatietraject in of vanuit detentie worden geregeld. Dit wordt bevestigd door de behandelend arts in het JCvSZ. 

Gelet op het voorgaande heeft de Minister in het onderhavige geval in redelijkheid klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van  strafonderbreking kunnen afwijzen. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker secretaris, op 22 mei 2018

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

Naar boven