Nummer: 03/1472/GB
Betreft: [klager] datum: 10 september 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 27 juni 2003 – door tussenkomst van het bureau selectiefunctionarissen – bij het secretariaat van deRaad ingekomen beroepschrift van
[...], geboren op [1961], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 3 juni 2003 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing overplaatsing naar de gevangenis De Marwei te Leeuwarden afgewezen.
2. De feiten
2.1. Klager is sedert 4 juli 2001 gedetineerd. Vanuit het huis van bewaring De Schie is hij op 2 september 2002 geplaatst in de gevangenis Zoetermeer, een inrichting met een regime van algehele gemeenschap.
2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van acht jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 4 april 2002. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 1 november 2006.
3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot overplaatsing als volgt toegelicht.
Klager geeft aan dat hij sinds zijn verblijf in Zoetermeer slechts eenmaal bezoek heeft ontvangen. Zijn familie woont in Assen. Geld voor een reis naar Zoetermeer heeft zijn familie niet. Overplaatsing naar Esserheem zou een goedeoplossing voor klager zijn. Bovendien kan hij in Esserheem een vak leren. Het mes snijdt dus aan meerdere kanten: zijn familie kan weer op bezoek komen en hij kan een vak leren.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris achtte het argument dat klagers familie in de buurt van Leeuwarden heeft wonen en dat die familie geen geld heeft om in Zoetermeer op bezoek te komen door klager onvoldoende onderbouwd. Daarbij speelt mee datklager één keer bezoek heeft ontvangen van familie, maar dat die familie uit Dordrecht afkomstig was. Het komt onwaarschijnlijk voor dat klagers familie uit Friesland niet eenmaal in staat is geweest om op bezoek te komen.
In beroep heeft klager het over zijn wens om in Esserheem te worden geplaatst, terwijl hij in zijn verzoekschrift aangaf in De Marwei te willen worden geplaatst. Mogelijk heeft dat te maken met zijn wens een opleiding te volgen. Dienu voor het eerst geuite wens lijkt uit opportunistische overwegingen te zijn ingegeven. Op geen enkele manier blijkt dat klager thans onderwijs volgt of anderszins contact heeft met bijvoorbeeld een trajectbegeleider.
4. De beoordeling
4.1. De beroepscommissie stelt vast dat klager in zijn verzoek tot overplaatsing van
21 maart 2003 heeft aangegeven dat hij familie in de buurt van Leeuwarden heeft wonen. In het ondersteunende rapport van de inrichting is vermeld dat klager een tante en een neef in de omgeving van de Marwei heeft wonen. In zijnberoepschrift van 19 juni 2003 voert klager aan dat zijn familie in Assen woont. Klager heeft tijdens zijn verblijf in Zoetermeer eenmaal bezoek ontvangen van familie uit Dordrecht.
Tegen de achtergrond van het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager zijn stelling met betrekking tot zijn bezoek eerst feitelijk moet onderbouwen,alvorens daaraan betekenis kan worden toegekend. Ook de overigens door klager aangevoerde omstandigheden, waaronder met name de eerst in beroep geuite wens om te worden geplaatst in een inrichting waar hij een vakopleiding kanvolgen, kunnen niet tot het oordeel leiden dat de beslissing van de selectiefunctionaris, gelet op de motivering ervan, onredelijk of onbillijk is.
4.2. De beslissing van de selectiefunctionaris is, gelet op het hiervoor overwogene, niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 10 september 2003
secretaris voorzitter