Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1349/TP, 12 september 2003, beroep
Uitspraakdatum:12-09-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1349/TP

betreft: [klager] datum: 12 september 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 18 juni 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr.M.L. Tuijnenburg Muijs, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. M.L. Tuijnenburg Muijs om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 17 juni 2003 verlengd tot en met 14 september 2003.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 1 november 2001 ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 24 maart 2002. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in verschillende huizen van bewaring, laatstelijk op deindividuele begeleidingsafdeling van de locatie Grave te Grave.
De Minister heeft besloten tot plaatsing van klager in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug. Klager is op 7 juli 2003 in die inrichting geplaatst.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager wacht al vijftien maanden op plaatsing in een tbs-inrichting, hetgeen een zeer ongewenste situatie is. Gelet op de gemiddelde wachttijd voor tbs-passanten wacht klager nulanger dan anderen op een plaatsing. Klager kan niet lezen en schrijven en begrijpt dan ook niet waarom hij zo lang in een h.v.b. moet bijven, terwijl de rechter heeft bepaald dat hij zo spoedig mogelijk een behandeling in eentbs-kliniek moet krijgen. Deze behandeling wordt hem nu al vijftien maanden onthouden, hetgeen de toestand van klager niet ten goede komt. Verzocht wordt om de bestreden beslissing te vernietigen en aan klager een passendetegemoetkoming toe te kennen voor het leed dat het te lange wachten veroorzaakt.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. Het beroep zal formeel ongegrond zijn, nu klager tijdig is gehoord en de verlengingsbeslissing tijdig aan hem is medegedeeld en uitgereikt.
Het beroep zal tevens materieel ongegrond zijn. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klager vijftien maanden in een h.v.b. Gelet op de duur van de passantentermijn is aan klager een aanbod tot financiële tegemoetkominggedaan. Met klager is inmiddels een vaststellingsovereenkomst gesloten.
Er bestond geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen, die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Niet is gebleken dat hij met voorrang boven anderetbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf, klager verbleef daar op een individuele begeleidingsafdeling,geen signalen ontvangen dat klagers situatie in het h.v.b. onhoudbaar was en/of dat van detentieongeschiktheid moest worden gesproken. In verband met klagers plaatsing in Veldzicht op 7 juli 2003 is geen medische verklaringuitgebracht omtrent klagers psychische conditie met betrekking tot diens geschiktheid voor verblijf in een h.v.b.

4. De beoordeling
Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.

In de onderhavige zaak is gebleken dat klager ten tijde van de bestreden beslissing meer dan 12 maanden, namelijk 15 maanden, als tbs-passant in een h.v.b. verbleef. Een zodanige duur moet, bij afweging van alle in aanmerkingkomende belangen, in dit geval als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
De beroepscommissie is van oordeel dat zulks meebrengt - het hiervoor overwogene in aanmerking genomen - dat het beroep gegrond is en dat de beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn op materiële grond dientte worden vernietigd.

In verband met klagers plaatsing in Veldzicht op 7 juli 2003 is geen medische verklaring uitgebracht door een Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD). Nu ten tijde van klagers verblijf in het h.v.b. geen signalen zijn ontvangen datklagers situatie in het h.v.b. onhoudbaar zou zijn en/of dat van detentieongeschiktheid moest worden gesproken, gaat de beroepscommissie ervan uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bijvoorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 66, derde lid onder c, Bvt, volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing. Gelet op het bepaalde in artikel 66, zesde enzevende lid, Bvt dient klager een tegemoetkoming te worden geboden nu de rechtsgevolgen van deze beslissing niet meer ongedaan zijn te maken. Er behoeft evenwel geen tegemoetkoming meer vastgesteld te worden, aangezien tussen klageren het ministerie een vaststellingsovereenkomst is gesloten die ook de periode van 17 juni 2003 tot aan de datum van daadwerkelijke plaatsing (7 juli 2003) bestrijkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden
beslissing.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 12 september 2003

secretaris voorzitter

Naar boven