Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0701/SGA, 11 april 2018, schorsing
Uitspraakdatum:11-04-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          : 18/701/SGA

Betreft : [Verzoeker]   datum: 11 april 2018

 

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. W.B.O. van Soest, namens […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen te Alphen aan den Rijn.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 7 april 2018, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een strafcel, met ingang van 7 april 2018 om 11.30 uur, wegens het aantreffen van een smartphone (contrabande) in verzoekers cel.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 10 april 2018 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 11 april 2018.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder de beschikking tot oplegging van de bestreden disciplinaire straf, komt naar voren dat op 7 april 2018 een smartphone met oplader op verzoekers cel is aangetroffen. Het bezit van een smartphone is niet toegestaan binnen de inrichting en zodoende heeft de directeur in redelijkheid een disciplinaire straf kunnen opleggen. Ingevolge de landelijk geldende Sanctiekaart 2016 kan voor het bezit van een smartphone – de voorzitter verstaat de Sanctiekaart aldus dat dat onder een GSM tevens een smartphone moet worden verstaan – een disciplinaire straf van maximaal tien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel worden opgelegd. De directeur is daarvan in een voor verzoeker ongunstige zin afgeweken door hem een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een strafcel op te leggen. De directeur mag weliswaar in een voor de gedetineerde ongunstige zin van de Sanctiekaart afwijken, maar dit dient hij dan wel te motiveren. De directeur heeft toegelicht dat hij van de Sanctiekaart is afgeweken, omdat de privacy van personeel, medegedetineerden en slachtoffers door het misbruiken van een smartphone in die zin dat afbeeldingen, spraakopnames en documenten verzonden kunnen worden, ernstig in gevaar kan worden gebracht. De voorzitter acht deze motivering, die (kennelijk) niet op het specifieke en individuele geval van verzoeker, doch op de algemene kenmerken van een smartphone – zijnde een GSM –, is toegesneden, voorlopig oordelend, niet voldoende. Zodoende zijn termen aanwezig voor toewijzing van het verzoek.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

 

 

Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 11 april 2018.

 

 

 

 

 

 

 

secretaris         voorzitter

 

Naar boven