nummer: 17/3567/GA
betreft: […] datum: 9 mei 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.J.M. Bommer, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 3 oktober 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting Almelo, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 15 maart 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is gehoord de raadsman van klager mr. A.J.M. Bommer. Klager en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in eigen cel ingaande op 22 juni 2017 vanwege het feit dat klager na toestemming om te bellen veel te laat heeft gebeld en het feit dat klager niet naar de arbeid ging hetgeen wel had gemoeten (KA-2017-000146).
De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. De raadsman heeft een pro-forma klaagschrift ingediend en kreeg daarop een ontvangstbevestiging van de beklagcommissie waarin stond dat er gelegenheid zou zijn om de klachten mondeling ter zitting toe te lichten. De raadsman en klager hebben hieruit redelijkerwijs mogen afleiden dat redenen van het beklag mondeling op de zitting naar voren gebracht kunnen worden. Daarom zijn er geen nadere schriftelijke gronden aangevoerd. Ter zitting van de beklagcommissie werd het woord door klager en zijn raadsman volledig gevoerd en zij kregen daar ook alle ruimte voor. Er werd niets gezegd door de beklagcommissie over het feit dat er geen schriftelijke gronden waren aangevoerd en dat het ontbreken hiervan zou leiden tot niet-ontvankelijkheid van het beklag. De gang van zaken is zeer spijtig. Het is onterecht dat klager niet-ontvankelijk is verklaard in het namens hem ingediende beklag.
De feitelijke gang van zaken zoals deze zijn beschreven in het schriftelijke verslag en in het verweerschrift is onjuist. Klager wordt verweten dat hij niet wilde meewerken tijdens de arbeid, terwijl klager nooit was verschenen op de arbeid. Klager kan dan ook niet worden verweten dat hij niet heeft meegewerkt. Hij heeft dat op zitting van de beklagcommissie ook helder aangegeven.
Gelet op het voorgaande wordt dan ook verzocht het beroep gegrond te verklaren en aan klager een al dan niet financiële tegemoetkoming toe te kennen.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt op basis van het dossier het navolgende vast. In de schriftelijke mededeling van de opgelegde disciplinaire straf staat dat de straf is ingegaan op 22 juni 2017. De schriftelijke mededeling dateert van 23 juni 2017 en is ook op die dag door de directeur ondertekend. Gelet hierop is de disciplinaire straf met terugwerkende kracht opgelegd. Volgens vaste jurisprudentie van de RSJ kan een disciplinaire straf op grond van de Pbw niet met terugwerkende kracht worden opgelegd (vgl. RSJ 19 oktober 2016, 16/1257/GA). Reeds om die reden zal het beroep gegrond worden verklaard. Verder zal de beroepscommissie bepalen dat aan klager een financiële tegemoetkoming zal worden toegekend.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 7,50.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. M.J. Selnick Marzullo en prof. dr. F. Boer, leden, in tegenwoordigheid van
mr. A. de Groot, secretaris, op 9 mei 2018.
secretaris voorzitter