Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3514/GA, 25 mei 2018, beroep
Uitspraakdatum:25-05-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/3514/GA

betreft: [klager]            datum:25 mei 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.C. van de Wijngaart, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 16 oktober 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 maart 2018, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. K.C. van de Wijngaart, en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Vught. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde, een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, wegens een vechtpartij met een medegedetineerde (VU-2017-001596).

De beklagrechter heeft het beklag gedeeltelijk gegrond verlaard en geen tegemoetkoming toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Klager ontkent enige betrokkenheid bij de vechtpartij. Hij hielp een medegedetineerde, die op de grond lag, op te staan. Andere gedetineerden hielden klager vast. Dat is de reden dat klager boos reageerde. Hij liep daarna rustig mee naar zijn cel.

Het dossier bevat geen verklaringen over wat er in de douche is gebeurd, wel van daarna. Klager is vastgepakt door medegedetineerden en hij wilde zich daar van losrukken. Het slachtoffer had letsel, maar op klagers handen waren geen wondjes te zien die gerelateerd zouden kunnen worden aan een vechtpartij. Het slachtoffer zegt te zijn gevallen. Er was niemand bij. Het is aanname op aanname. Er zijn door de directeur conclusies getrokken, die op basis van de stukken niet worden ondersteund. Het verleden van klager is daarbij niet interessant. Klager zou zich niet hebben bekommerd om het slachtoffer, maar hij heeft hem wel omhoog geholpen. Klager heeft de piw-er nog aangesproken op het tekeer gaan en wat hij bedoelde met ageren in het verslag. De piw-er zei daarop een beweging maken.

Dit klopt niet met de verklaring van de directeur die het over verbaal tekeer gaan heeft. De beweging klopt wel, namelijk losrukken.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

De directeur heeft het betreffende personeelslid gesproken.

De bewaarderswacht heeft onrust op de afdeling waargenomen, mensen keken en liepen naar de douche, waarna hij is gaan kijken wat er gaande was. Het slachtoffer heeft in eerste instantie gezegd te zijn aangevallen door klager. Bij het insluiten hebben medegedetineerden ook aangegeven dat er wat loos was. Klager liep niet rustig mee maar bleef tekeer gaan tegen het slachtoffer.

In het verslag wordt gesproken van een schermutseling, het personeelslid zag dat er wat gaande was. Er was eerder al sprake van spanning tussen klager en het slachtoffer. Het klopt dat beide keren niets is gezien, maar klager is er wel op aangesproken. De directeur acht een straf van tien dagen redelijk en billijk, maar de beklagcommissie heeft er zeven dagen van gemaakt. De directeur gaat die drie dagen niet meer tenuitvoerleggen, hij is niet in beroep gegaan.

 

3.         De beoordeling

De beroepscommissie stelt voorop dat het verslag dat aan de strafoplegging ten grondslag ligt, niet uitblinkt in helderheid en dat derhalve eventueel nader onderzoek in de rede had gelegen. Niettemin is de beroepscommissie van oordeel dat het verweer van klager dat hij een medegedetineerde overeind heeft geholpen, niet erg aannemelijk is. Hiertoe wordt het volgende in overweging genomen. Uit de rapportage blijkt dat tussen klager en de betrokken medegedetineerde eerder een incident heeft plaatsgevonden. Door de bewaarder is een schermutseling geconstateerd, hetgeen duidt op agressief fysiek contact. Er stonden medegedetineerden tussen klager en de betrokken medegedetineerde en klager ageerde richting deze betrokken medegedetineerde, hetgeen niet duidt op een hulpverleningssituatie.

Alles in overweging nemende acht de beroepscommissie het verweer van klager niet aannemelijk geworden.

Gelet hierop heeft de directeur in redelijkheid een straf kunnen opleggen van opsluiting in een strafcel voor de duur van zeven dagen in verband met klagers betrokkenheid bij een vechtpartij met een medegedetineerde.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. drs. J.P. Meesters en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 25 mei 2018

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven